Een Joodse vriendin, seculier, vertelde me over haar bezoek aan Sobibor, enige tijd geleden. Ze trof daar een groep orthodoxe schoolmeisjes in lange rokken met kuise overhemdbloesjes, waarschijnlijk van een van de Beth Yaacov-scholen. De meisjes zaten op het geel geworden gras van het kamp naar hun begeleidster te luisteren, en vriendin vroeg of ze mee kon luisteren. De lerares vertelde hen dat de massamoord op de Joden het gevolg was van het feit dat de Duitse, en Europese Joden niet langer volgens de door G’d opgelegde mitswot leefden.
"Verschrikkelijk, wat een hersenspoeling, zo van: het is de schuld van de Joden zelf," zei mijn vriendin verontwaardigd. Ik keek er niet van op, want ik ken zulke geluiden uit ultra-orthodoxe kringen. Ik vind het zelfs begrijpelijk als je week-in, week-uit leest over de verschrikkingen die de Eeuwige het volk in het vooruitzicht stelt als we niet volgens G’ds regels leven. (We hebben net parasja Kie Tavo achter de rug waarin die verschrikkingen uitgebreid en in detail worden beschreven). Bij de charediem heb je bij mijn weten geen traditie van moderne tekstkritische interpretatie, wel van mystieke interpretaties uit eeuwen waarin het Joodse volk het bijzonder slecht had, en dan kom je gauw op angstwekkende interpretaties uit. Daarbij moet worden aangetekend dat er naast dreigementen, ook voorschriften worden gegeven om het onheil te voorkomen of te herstellen, dus het gaat meer om verantwoordelijkheid nemen dan om schuld.
De Sjoa was zo gruwelijk en kwam zo onverwacht in het midden van de twintigste eeuw, in het geletterde en 'beschaafde' Duitsland, dat na de oorlog iedereen daar een verklaring voor probeerde te vinden binnen zijn/haar denkkader. Toen ik begin jaren ‘70 van de vorige eeuw sociologie studeerde, heerste binnen dat vakgebied de marxistische visie dat het nazi-fascisme de onontkoombare uitwas van het industrieel kapitalisme was. Nieuwe-tijds denkers als Eckhart Tolle en anderen (en alle Boeddhisten) wijten de gruwelen van de 20e en 21e eeuw aan de ‘condition humaine’, namelijk de identificatie van de hele mensheid met het ‘onechte zelf’, het ego, dat zich afgescheiden van het geheel voelt. Die afgescheidenheid ligt aan de basis van de huidige ontmenselijkte industriële samenleving, schrijft Tolle. Orthodox levende Joden zijn van mening dat de Joodse traditie, inclusief alle mitswot, door G’d ontworpen zijn om een zo goed mogelijk leven te kunnen leiden in deze gebroken, disfunctionele wereld. Alle drie deze wereldbeschouwingen hebben een stuk waarheid te pakken, lijkt me.
Om nog even verder te gaan: afgelopen 22 augustus was ik bij de dienst van Beit Ha’Chidush, in het gebouw van de LJG. De parasja was Sjoftiem en tot mijn verrassing werd de dienst geleid door Zvi Marx, die ons een prettig shotje orthodoxe kennis gaf. In zijn derasja hield hij ons voor hoezeer het jodendom door de geschiedenis heen steeds weer is veranderd doordat nieuwe generaties met ‘subversieve interpretaties’ aankwamen. Hij noemde de Misjna, de Talmoed, Josef Karo's De Gedekte Tafel, de rationele Rambam (Maimonides) en de meer mystiek ingestelde Ramban (Nachmanides) en zo maar door, tot we in het huidige tijdperk, na de Haskala (Verlichting) met een groot aantal uiteenlopende stromingen zitten. Hij noemde ze niet, ik probeer dat nu wel: ultra-orthodoxen, chassidiem, mainstream orthodoxen, modern-orthodoxen, conservatives, liberalen, reconstructionisten, Joodse Vernieuwing, Joeboe's (Joodse Boeddhisten) en het grootste gedeelte, seculiere Joden. Zvi Marx vroeg zich af of we nog wel van één Joods volk kunnen spreken, en stelde ons de vraag welke verenigende factor we nog zouden kunnen noemen. Daar kwam die ochtend geen antwoord op.
Tamarah Benima zou, gezien haar nieuwste boek, misschien antwoorden: "de onuitroeibare neiging om altijd maar vragen te blijven stellen."
Inspiratie ontleend aan:
Eckhart Tolle, De Kracht van het Nu (talloze herdrukken);
Tamarah Benima, Joodser dan dit krijgt u het niet, Amsterdam, Prometheus, 2015.