Over het Israëlische kabinetsbesluit om een aparte egalitaire gebedsruimte te creëren bij Robinson’s Arch, een verlengstuk van de Kotel (de Klaagmuur) komen uit Israël gemengde reacties, niet allemaal even juichend als men in Nederland misschien zou denken. Daarbij is het goed te beseffen dat WoW (Women of the Wall) vanaf het prille begin in 1988 niet alleen bestond uit reform of conservative vrouwen, maar ook uit modern-orthodoxe vrouwen. Het ging hen erom, op een gelijkwaardige manier te kunnen bidden bij de Kotel, zoals de heren aan de andere kant van de mechitza: met een talliet, eventueel met tefillien (gebedsriemen), gebeden te kunnen zingen en te kunnen lezen uit een eigen Tora-rol. De modern-orthodoxe kerngroep trok al snel veel meer vrouwen aan, uit conservative of reform bewegingen.
Zoals Eric Yoffie, voormalig hoofd van de Amerikaanse Union for Reform Judaism schrijft: veel van de vrouwen die in het begin deel uitmaakten van WoW waren nooit geïnteresseerd in deelname aan ‘gemengd bidden’ met mannen samen, en ook niet in een andere locatie dan de vrouwenafdeling van de Kotel. Deze modern-orthodoxe vrouwen, afkomstig uit het Hartman Instituut, en uit synagogen als Shira Hadasha en Yedidya, zijn de verliezers van het proces – want wat er nu uit is gekomen, is een aparte locatie voor het houden van egalitaire diensten (mannen en vrouwen samen, vrouwen kunnen talliet et cetera dragen), een gebedsruimte dus voor reform, conservative en jewish renewal Joden. En als gevolg van dit besluit heeft rabbijn Shmuel Rabinowitz, ‘de rabbijn van de Kotel’, laten weten dat het voortaan niet meer toegestaan is dat vrouwen met een talliet et cetera diensten houden aan de vrouwenkant van de Kotel, nu er een plek voor egalitaire diensten wordt gerealiseerd. Kortom: in plaats van: ‘de baardmannen hebben verloren’ kun je evengoed of -kwaad zeggen: de greep van de ultra-orthodoxie is vanaf nu officieel gesanctioneerd. Het kan trouwens nog wel enkele jaren duren voordat de locatie bij Robinson’s Arch echt geschikt is gemaakt voor circa 450 mensen, zoals het plan is.
De scherpste aanval op de creatie van een egalitaire gebedsruimte kwam van Phyllis Chesler, de Amerikaanse feministe, schrijfster van onder andere Women and Madness (1977) en With Child; a Diary of Motherhood (1979). Zij was in 1988 een van de eerste vrouwen die betrokken was bij WoW, ze maakt nu deel uit van de afgesplitste ‘Original WoW’ en verwijt Anat Hoffman dat ze de vrouwenactie heeft uitverkocht en tevreden is met een overwinning voor de reform en conservative stromingen. “Ze heeft onze halachische visie verraden.” Hoffman verdedigt zich door te zeggen dat Chesler en haar medestrijdsters, die bijna allemaal in de V.S. of Canada wonen, geen idee heeft van de realiteit in Israël, van de machtspositie van de ultra-orthodoxie, en dat dit het beste compromis was dat er uit te halen viel. Kortom: niet alleen een kloof tussen rekkelijken en preciezen, maar ook tussen de politiek van de egalitaire stroming en van het orthodoxe feminisme.
Rabbijn Weiman-Kelman van Kol Haneshama, een van de twee reform sjoels in Jeruzalem, feliciteert allereerst Anat Hoffman en de IRAC met het behaalde resultaat, maar eigenlijk heeft hij niet veel op met de Kotel: “I don’t think it deserves a central space in the spiritual lives of Reform Jews”. Hij haalt een anekdote aan over een Indiase Swami die een bezoek wilde brengen aan Jeruzalem en door een orthodox-Joodse vriend gewaarschuwd werd om voorzichtig te zijn bij de Kotel: “Ze zouden je wel eens als een afgodendienaar kunnen zien”. “Maar de Klaagmuur is toch de plek waar Joden stenen aanbidden?” zei de Swami. Weiman-Kelman wijst op het gevaar dat nationalistische bewegingen als de Temple Mount Faithful dit kabinetsbesluit kunnen aangrijpen om te eisen dat Joden nu ook mogen bidden op de Tempelberg. Even afgezien van Halachische bezwaren, is hij in theorie voor dit recht, maar vindt het absoluut niet wijs om dat recht in de huidige politieke situatie op te eisen. “Onze strijd voor gelijkberechtiging vindt niet plaats in een vacuüm – iedere verandering in het zogenaamde Holy Basin kan onvoorziene gevolgen hebben,” waarschuwt hij. Van Palestijnse zijde is ook onmiddellijk geprotesteerd: de minister van religieuze zaken, Youssef Ideiss, noemt de uitbreiding van de gebedsruimte het verbreken van de status quo en beschuldigt Israël ogenblikkelijk van het ‘verjudaïseren van een heilige Islamitische plek die in 1967 onteigend werd’.