Het zal wel aan mijn leeftijd liggen, maar deze Hoge Feestdagen stonden voor mij in het teken van de sterfelijkheid van vrienden en kennissen. De eerste avond van Rosj Hasjana eindigde voor mij bij de eerste hulp van Shaare Tzedek, niet voor mezelf maar als begeleidster van A., die aan het einde van een uitgebreide maaltijd aan tafel in elkaar zakte, tot paniek van de overige gasten. Het opgebelde paramedische team stond in recordtijd in de huiskamer, de patiënte was intussen op de bank gelegd met de benen omhoog en bijgekomen, maar ze voelde zich nog lang niet normaal.
Het was voor mij de derde keer dat ik iemand begeleidde naar de afdeling Spoedeisende Hulp, ik kende nu het klappen van de zweep, dat ze daar met een triagesysteem werken om de werkelijk levensbedreigende gevallen te scheiden van de minder ernstige. Onze vriendin bleek gelukkig tot de minst urgente groep te behoren, dus dat werd uren wachten, met onderbrekingen voor een infuus, andere procedures en een röntgenfoto. De jonge arts die haar tegen 4 uur ´s ochtends uitlegde wat er waarschijnlijk aan de hand was geweest, liep stage bij Shaare Tzedek en bleek aan het einde van een 24-uurs dienst te zijn. Ik keek er van op hoe iemand dan nog uit zijn ogen kon kijken, vriendelijk en geduldig kon zijn.
Bij de ochtenddienst van Kol Hanesjama kwam ik door deze gebeurtenis pas om kwart voor elf aanzetten. Het bleek zo vol te zijn dat er mensen buiten op plastic stoelen de dienst volgden, dus daar schaarde ik me maar bij. Na de dienst had ik geen enkele behoefte aan eten (ik voelde me een soort zombie), wel aan slaap inhalen.
Ik haalde mijn ‘religieuze’ schade in op de tweede dag Rosj Hasjana. In de grote ruimte van de sjoel werd een meditatieve inleiding tot de Rosj Hasjanadienst gehouden, in een zaaltje beneden kon de meer traditionele dienst worden gevolgd, en voor de Toralezing kwamen beide groepen weer bij elkaar. In de hoofdruimte lagen matten met kussens voor degenen die in lotushouding op de grond wilden zitten, en daaromheen stoelen voor wie liever wat comfortabeler zat. Rabbijn Levi Weiman-Kelman, de eerste rabbijn van Kol Hanesjama, die de gemeenschap van een kleine groep progressievelingen in een door burgemeester Teddy Kollek ter beschikking gesteld gebouwtje tot een bloeiende en bijzondere reform gemeenschap heeft gebracht, leidde de meditaties samen met rabbijn Oded Mazor, die hem is opgevolgd.
Jaren geleden had de reform gemeenschap in Israël een speciaal programma voor buitenlandse studenten opgesteld, The Liberal Yeshiva, met lessen in het Engels (de bestudeerde teksten natuurlijk in het Hebreeuws) die voornamelijk in het schitterende gebouw van het Hebrew Union College werden gegeven en gedeeltelijk in Kol Hanesjama. Een ideaal programma voor mij om in de uren dat ik niet werkte, bepaalde modules te volgen. Levi Kelman gaf lessen ´tefillah´ waarin hij de hele Avoda sjebaLev sidoer doornam, en ons met gitaarbegeleiding de melodieën leerde. Zijn lessen waren zo inspirerend dat ik het volgende jaar weer intekende en zo werd ik lid van Kol Hanesjama.
Rabbijn Kelman begon met ademhalingsoefeningen, om ons bewust te maken van in- en uitademing en bij het 'ademend' uitspreken van "Adonaj nesjamaH sje nataH bie tehoraH hie…." zag ik innerlijk weer de beelden van de jonge gitaarspelende Levi, en de wereld die destijds voor me openging – alleen lag Levi nu vanwege een ernstige ziekte half op zijn zij op een matrasje voor de groep, af en toe omringd door drie peuters als mollige cherubijntjes, zijn kleinkinderen. Zijn stem was heser maar de bijzondere energie van het 'ademend davvenen' kwam weer helemaal terug. Even later nam rabbijn Mazor, die zijn zoon zou kunnen zijn qua stijl en energie, de meditatie soepel over.
Na een uur stroomde de sjoel vol met de meer traditioneel gestemde leden, we ruimden de kussentjes op en er volgde een wonderlijk mooie dienst, geleid door drie mensen, rabbijn Oded, rabbijn en chazzaniet Minna, en musicus Boaz, alle drie met een andere welluidende stem. Vooral wonderlijk mooi doordat mijn zintuigen behoorlijk waren 'opengegaan' door de meditatie. En een hele sjoel vol mensen in witte kleding of liever gezegd gewaden, doet ook veel. Na afloop volgde een kidoesj met een gezamenlijk maaltijd, waarbij iedereen een gerecht had meegebracht, wat zoals gewoonlijk had geleid tot een overvloed aan koude schotels, honingcakes, koekjes, watermeloen en ander fruit. We hadden zelfs eigen borden, bekers en bestek meegenomen, in de strijd tegen wegwerpplastic.
Het was wel een beetje veel de hele week, met nog een sjabbat tusen Rosj Hasjana en Jom Kipoer, met veel extra boodschappen doen en maaltijden bereiden, terwijl het overdag nog behoorlijk heet is, maar ´s avonds gelukkig wel koeler. De gevolgen van het slaapgebrek deden zich gelden en veel mensen eten ook teveel, maar daarbij had ik me gelukkig ingehouden. Op Jom Kipoer een indrukwekkende avonddienst in Kol Hanesjama, afgeladen sjoel, waar het daardoor nogal benauwd werd. Je ziet bij het naar huis lopen veel mensen op straat in het wit en lege straten waar kinderen op fietsen of elektrische steps de rijweg in beslag hebben genomen. Er is geen openbaar vervoer, zelfs de luchthaven ligt meer dan 24 uur stil en heel Jeruzalem was afgesloten en werd bewaakt; er schenen terreurdreigingen te zijn. Ook zonder terreurdreigingen gaat de stad trouwens op slot met Joodse feestdagen.
De ochtenddienst in Kol Hanesjama was een hele zit (en een hele staan, want het is zitten en opstaan), maar omdat ik wel wat water had gedronken was het goed te doen. Alleen had men vanwege de benauwdheid de vorige avond, nu de airco full-blast aangezet en ik zat net onder zo´n koude luchtstroom. Na de dienst bibberend naar buiten waar het heerlijk warm was. Met S., die bij mij zou uitrusten, naar huis, en daar beetje geslapen en besloten de rest van de dienst, het lezen van het boek Jona, Jizkor en Neïla te volgen bij Nava Tehila, de groep rond rabbijn Ruth Kagan, waarvan de dienst ´s zomers buiten wordt gehouden, in de tuin van het Natuurmuseum tussen de bomen. Daar vond ik A., die geheel hersteld was van het flauwvallen en later ook B., bij wie we thuis een door ons drieën samengestelde potluck maaltijd zouden genieten.
Voor het uitspreken van het Jizkor, noemde iedereen die dat wilde, de namen op van hun geliefden, familieleden of bekenden, voor wie ze Jizkor gingen zeggen, en vertelden ook kort iets over de overledene(n). Ik noemde speciaal Jakob, mijn veel te vroeg, op zijn zestigste plotseling overleden broer die ik nog steeds mis. Reb Ruth nodigde ons ook uit om de verschillende sja'arim' – Poorten – te noemen, waarvan we wilden dat die open zouden gaan in het nieuwe jaar. Sja'ar HaBrijoet! werd er als eerste geroepen, en Sja'ar HaParnassa, Sja’ar Hasjalom natuurlijk, Sja'ar HaMusica, ik wilde Sja'ar HaEquanimity zeggen, gelijkmoedigheid, maar wist niet wat dat in het Hebreeuws is en zweeg maar. Achteraf dacht ik: ik had Sja'ar HaTikva moeten zeggen, want in deze bijzonder onrustige tijden die ik niet allemaal hoef op te sommen (behalve misschien dat ook op de Westbank, in Jenin en andere Palestijnse steden weer veel geweld oplaait en doden vallen, wanneer het leger van terreur verdachte Palestijnen tracht te arresteren), is hoop op een betere toekomst ook erg nodig.
Uitgaande Jom Kipoer gezellige aanbijt gehad met A. en B. waarbij ik een Hollandse aardappel-bietensalade bijdroeg, de zoute haring die er in hoorde had ik maar thuis gelaten omdat ik vreesde dat die na drie uren in een warme tas niet echt goed meer zou smaken. Voornemen voor het nieuwe jaar: een grote koeltas aanschaffen, met een rits, waarin plastic dozen passen.
En eenmaal 's avonds laat thuis, toen ik toch nog even de computer aanzette, de schokkende, trieste mededeling dat een lieve, dappere Amsterdamse vriendin wordt opgenomen in Hospice Immanuel.