Sinds mijn vorige column over de olijvenpluk op de Westbank is de toestand hier heftig geëscaleerd: in Silwan, een Arabische buurt vlak naast de Tempelberg, is in de nacht van 19 op 20 oktober een tiental Israëlische Joden in twee leegstaande gebouwen getrokken – huizen die heimelijk, via een Palestijnse stroman, werden aangekocht door Ateret Cohanim, een rechts-religieuze organisatie die Oost-Jeruzalem zoveel mogelijk wil verjoodsen. Het antwoord op deze provocatieve actie kwam snel: een jonge Palestijn uit Silwan reed twee dagen later in op passagiers die op de halte van de sneltram stonden te wachten. Een baby van drie maanden werd daarbij uit haar wagentje geslingerd en stierf aan haar hoofdwonden; een jonge vrouw uit Ecuador die naar Israël was gekomen om Joods te worden, bezweek later aan haar verwondingen. De man botste tenslotte met zijn auto tegen een paal, werkte zich door het raam naar buiten en werd al vluchtend door een politieagent doodgeschoten. Zijn familie noemde het een verkeersongeluk in plaats van een aanslag, maar als je de video bekijkt, zie je de auto duidelijk 14 meter over de tramrails razen. De Silwan-afdeling van Fatach eerde hem als ‘moedige martelaar van een operatie tegen settlers’.
Woensdag 29 oktober werd in het Begin Heritage Centre in Jeruzalem een conferentie gehouden over het recht van Joden om op de Tempelberg te bidden. (Waarom in Jeruzalem een duur conferentiecentrum, gewijd aan Begin, moest worden gebouwd, gaat mijn pet te boven. Als er zoveel geld is, bouw dan betaalbare woningen voor jonge mensen. Maar dat terzijde). Organisator was rabbijn Jehoeda Glick, een roodharige settler met een vriendelijk voorkomen, die gelooft in het ‘delen’ van de Tempelberg door Moslims en Joden. Wel met condities: het Palestijns bestuur moet zich niet langer zo vijandig opstellen tegenover Israël. In Glicks visie hoeven de Moslim-heiligdommen niet te worden afgebroken, maar kunnen ze onderdeel vormen van een ‘Gebedshuis voor alle Volkeren’. Hij leidt regelmatig groepen religieuze Joden rond op de Tempelberg; hij wordt daarom ook vaak tegengehouden door de politie. (Niet-moslims mogen op het ogenblik alleen van 7 tot 11 uur ’s ochtends het terrein op en in tijden van spanning gaat de poort helemaal dicht). Op YouTube circuleert een filmpje waarop te zien is hoe Glick op het Tempelterrein samen met Moslims een vers uit de Koran zingt, gevolgd door een samen gezongen Joods gebed. Komend uit de conferentie werd Glick benaderd door een man op een motorfiets, die hem eerst naar zijn naam vroeg, en opmerkte: “Het spijt me dat ik dit moet doen,” alvorens hij vier kogels afvuurde. De dader werd later in een vuurgevecht met de politie doodgeschoten. (Kan de politie verdachten tegenwoordig niet meer levend arresteren?) Hij bleek in de keuken van het restaurant van het Begin Centre te werken. Glick ligt zwaar gewond in het ziekenhuis.
Vanwege de Silwan-settlers en de doodgeschoten aanslagpleger riep Abu Mazen op tot een ‘Dag van Woede’. Precies die dag gaan we weer met een busje van Rabbis for Human Rights olijven plukken, in Sinjil op de Westbank. Waarschijnlijk is dat nu veiliger dan in Jeruzalem, waar je het geronk van politiehelikopters hoort en waar observatieballonnen de hele dag in de lucht hangen.
Onze gids is deze keer rabbijn Jechiël Grenimann, een zachtmoedige oudere man. Hij is een Conservative rabbijn, maar noemt zichzelf ‘orthoprax’ en is lid van de modern-orthodoxe sjoel Jedidja. Hij werd geboren in Australië, uit Poolse ouders die op tijd gevlucht waren. De naam Grenimann is een verbastering van Jirmijahoe, via het Italiaanse Geronimo, legt hij uit. Hij doet een gehoorapparaatje in om ons beter te verstaan; tijdens zijn diensttijd in Libanon heeft hij ooit gehoorschade opgelopen. Omdat het de afgelopen nacht heeft gestortregend en de grond modderig is, kunnen we misschien niet gaan plukken, maar we zullen in ieder geval Palestijnse boeren en Moslim-veldwerkers ontmoeten. Hij noemt het werk van RHR bescheiden ‘verzachtend’, vertelt dat settlers gisteren een Palestijnse boer van zijn land joegen. Na een telefoontje van Grenimann kon hij onder bescherming van het leger zijn zakken vol olijven ophalen.
We passeren Ofra, een van de oudste nederzettingen. Ik onderga weer de betovering van het landschap, heel heuvelachtig met terrassen, zilveren olijfboompjes en ander donkergroen geboomte. Sinjil, ons doel, is omgeven door outposts (illegale uitbreidingen) van nederzettingen. Het heeft zo’n drieduizend inwoners, de meesten landbouwers, een minderheid werkt in Ramallah. Sinjil is een relatief vriendelijk dorp ten aanzien van Israël, toch zijn er af en toe botsingen.
Gelukkig is er toch een gezin dat onze hulp goed kan gebruiken. Een vader, zijn zoons en een paar kleine kinderen. Ladders worden neergezet en we gaan plukken.
Het is stralend zonnig en niet te warm. Eén van ons krijgt een sms’je van zijn vrouw, dat het in Jeruzalem stortregent. Hemelse interventie, lijkt me, want niets kalmeert een Dag van Woede zo goed als een flinke plensbui en wij kunnen in de zon de laatste rijpe zwarte olijven plukken. Halverwege de ochtend komen twee Palestijnen ons vertellen over de pesterijen waar ze onder te lijden hebben. Voor de goede orde: dit gebeurt allemaal in gebied C, waar Israël zowel civiele als militaire controle uitoefent. Gebied A valt geheel onder Palestijns civiel en militair bestuur, in gebied B is het civiele bestuur in Palestijnse handen maar heeft Israël de militaire controle. RHR opereert alleen in gebied C.
De Palestijnse contactpersoon van RHR vertelt dat het directe geweld van settlers tegen de Palestijnen is afgenomen, maar het omhakken, verbranden of vergiftigen van bomen is juist toegenomen. Hij roept ons op te schrijven over het onrecht dat de Palestijnen wordt aangedaan, zodat de bezetting wordt opgeheven. Hoewel hij zegt dat hij voor ‘co-existentie’ met de Israëli’s is, maakt hij duidelijk dat geen enkele settler op Palestijns grondgebied kan blijven. Enigszins verlekkerd zegt hij dat Israël na terugtrekking uit de bezette gebieden wel zal merken wat voor tuig de teruggekomen settlers zijn, “ze zullen Tag Meir-acties uitvoeren in Israël, ze zijn gewend alles voor niets te krijgen, huizen, gas en elektra, dat zullen ze in Israël ook willen.” Na dit intermezzo gaan we verder met plukken, maar nu is de hemel ons niet langer welgezind en begint het ook in Sinjil hard te regenen. Eerder dan gepland rijden we daardoor terug.
Ik spreek Jechiël Grenimann in de bus nog even aan en zeg dat ik “conflicted ben” wat de Westbank betreft: iedere keer dat ik daar kom, voel ik een speciale verbondenheid met het land, (“natuurlijk ook omdat het zo mooi en onbedorven is,” voeg ik er verontschuldigend aan toe). Waarom kunnen Joden en Palestijnen daar nou niet gewoon samenleven? Grenimann verbaast me als hij zegt: “I am also conflicted.“ Hij voegt er aan toe dat dat tenslotte de toekomst wel zal zijn, dat het land door Joden en Moslims samen bewoond zal worden. “Maar wij zullen dat niet meer beleven,” zeg ik en hij knikt weemoedig. De haat en de angst zijn aan beide zijden te groot.