Tisja beAv begon dit jaar op zaterdagavond, na afloop van de sjabbat. Nava Tehila, de Jewish Renewal gemeenschap onder leiding van Ruth Kagan (reb Ruth), had tussen de bomen van de tuin in het Natuurmuseum een baldakijn gespannen, met matten op de grond en ruwhouten banken er omheen, als de plek waar Eecha, Klaagliederen, werd gelezen.
In de 6de eeuw voor de gebruikelijke jaartelling begon de profeet Jeremia te spreken over de dreiging vanuit Babylon en waarschuwde hij het Joodse volk over de ramp die zich zou voltrekken als ze niet ophielden met onrecht, corruptie en afgoderij. Achttien jaar voor de verwoesting van de eerste Tempel werd hij gevangengenomen door koning Jehojakim, die kennelijk genoeg had van die vervelende profetieën over de val van Jeruzalem. In gevangenschap dicteerde Jeremia de klaagzangen over de onteerde, verwoeste stad.
Ik had een kussentje meegenomen en ging zo goed en zo kwaad als het ging op de grond zitten. “Zwijgend zitten de oudsten van de dochter van Zion ter aarde; zij hebben stof op hun hoofd gestrooid en zich gekleed in een rouwkleed; de jonge vrouwen van Jeruzalem buigen het hoofd naar de aarde.” (vers 2:10)
Er waren inderdaad veel jongeren, die allemaal op de grond zaten, sommigen met hun eigen boek of iPhone, de meesten volgden de tekst op een groot filmdoek. Tussen ons in stonden brandende theelichtjes. Toen we om negen uur begonnen was het nog schemerlicht, langzamerhand werd het donker.
“Hoe zit zij eenzaam terneer, de eens volkrijke stad; zij is als een weduwe geworden, die machtig was onder de volken; de vorstin onder de landschapen is onderworpen aan herendienst…” Om beurten zong er iemand melodieus vijf verzen lang, na ieder gedeelte werd er een passend Hebreeuws of Engelstalig gedicht voorgelezen. Daarna zongen we met z’n allen “Hasjivénoe, hasjivénoe Adonaj elecha, ve nasjoeva, ve nasjoeva! Chadeesj, chadeesj, jaménoe kekedem.“ (vers 5:21)
Na nog een aantal liederen volgde een door de BBC gemaakt tv-drama, gebaseerd op iets dat Eli Wiesel zou hebben meegemaakt in Auschwitz-Birkenau. De film zou anderhalf uur duren, ik dacht er even over om naar huis te gaan, was stijf van het zitten op de grond, en ben blij dat ik ben gebleven. Tisja beAv gaat voor religieuze Joden niet alleen over de vernietiging van de Tempel, maar over alle grote rampen die het Joodse volk hebben getroffen en de Sjoa is daar de meest recente van.
God on Trial: In een barak in Auschwitz, met een aantal gevangenen in gestreepte kampkledij die allemaal weten dat ze binnenkort zullen sterven, wordt besloten een rabbinale rechtbank te vormen om God aan te klagen omdat Hij zijn volk niet redt van de nazi gruwelen. In juridische termen: wegens het eenzijdig verbreken van het Verbond met het Joodse volk. De rechtbank bestaat uit drie personen, een aanklager (met rabbinale bevoegdheid), een verdediger en een rechter. Er hoort ook een Tora aanwezig te zijn, die is er natuurlijk niet, maar wordt gevonden in de vorm van een juist aangevoerde vrome rabbijn, van wie wordt gefluisterd dat hij de Tora uit zijn hoofd kent en dat hij een van de lamed-vavnikim is, een van de 36 rechtvaardigen omwille van wie de wereld in stand wordt gehouden. Opzichter van de gevangenen is een Blockälteste, geen Jood, wiens enige doel is om levend uit deze hel te komen; hoe meer Joden er binnenkomen, hoe beter voor hem, omdat daardoor zijn beurt om er aan te gaan wordt uitgesteld. Aan nieuw aangekomenen legt hij cynisch uit dat in deze barak de wereld op zijn kop staat, criminelen hebben de macht en artsen, rabbijnen of intellectuelen tellen niet meer mee.
Er volgt een indrukwekkend debat voor de rechtbank, zowel emotioneel als juridisch; in de traditie van Jeremia wordt God uitgedaagd: Waarom gaat het de slechten goed? Waarom grijpt God niet in? Alle religieuze antwoorden die daarop in de traditie bedacht zijn komen aan de orde – is het misschien een beproeving van het Joodse volk, is Hitler alleen maar een gereedschap in handen van De Eeuwige, zoals ooit koning Neboekadnezer dat was – of is het niet God, maar het Joodse volk dat het Verbond heeft verbroken, door de mitswot los te laten, te assimileren – of is het een ‘zuivering’, net als de zondvloed, een offer dat moet worden gebracht voor de zonden van de hele mensheid en dat de verlossing naderbij zal brengen?
En ook alle woedende (Moeten we Hitler dus maar steunen omdat hij helpt ons te zuiveren?!) of rationele weerleggingen van deze argumenten komen op tafel. Dit alles nog steeds in een barak, tussen mensen met kaalgeschoren hoofden en in kampkleren; van buiten wordt soms het geschreeuw gehoord van bewakers en opgejaagde Joden, en het geblaf van honden. Een jonge jesjiwa-student, die het argument aandraagt dat mensen de vrije wil hebben gekregen om te kiezen tussen goed en kwaad, wordt het zwijgen opgelegd doordat een man vertelt hoe hij, toen zijn kinderen werden afgevoerd op een vrachtwagen, het aanbod kreeg van een nazi-officier dat hij een van zijn drie zoontjes mocht uitkiezen om bij zich te houden – “had ik een vrije keus?!” vraagt hij huilend “die officier had vrije keus, niet ik.”
Ik zal de uiteindelijke uitspraak van de rechters niet verraden – het is de moeite waard de film zelf te zien. Dat de gevangenen iets te weldoorvoed zijn, stoort niet in deze opvoering, het is meer een toneelstuk als Elckerlyc, dan dat het een weergave van het kampleven wil zijn.
Toen het was afgelopen voelde ik pas mijn verkrampte benen. De film is in 2008 gemaakt; ik was verbaasd dat ik er nooit eerder over had gehoord. Het was inmiddels middernacht, en zwijgend liepen we een voor een bij het licht van zaklantaarns de zoele nachtlucht van Jeruzalem in.
De complete film is op Internet te zien: God on Trial, Brits televisiedrama uit 2008, script van Frank Cottrell Boyce.