Afgelopen week is er zoveel gebeurd in en rondom Israël dat ik er wel drie verschillende columns aan had kunnen wijden. (Ik schrijf dit op 30 april, heb net gelezen dat de Israëlische luchtmacht de afgelopen nacht een Iraans/Syrische basis heeft gebombardeerd, waar Iraanse surface-to-surface raketten lagen opgeslagen, basis plat en achttien doden.) Iran heeft al eerder laten weten wraak te zullen nemen na Israëlische aanvallen. Sommige mensen verwachten in mei een oorlog met Iran. Boker tov, Israel!
Waar mijn omgeving en ik meer mee bezig waren, is de tragedie die totaal niet had mogen gebeuren, de dood van tien Israëlische jongeren die in het kader van hun mechina (voorbereidingsjaar voor het leger) op tijoel (excursie) waren in de woestijn van Judea. Iedereen hier weet dat je, wanneer er storm- en regenwaarschuwingen zijn, niet moet gaan trekken door de wadi’s van de woestijn. Enorme watermassa’s kunnen opeens, uit het niets, als een donderende stroom door zo’n droge rivierbedding denderen en alles op hun pad meesleuren.
Donderdag 26 april had het al heftig geonweerd, gestortregend en gehageld. Toen ik uit het raam keek, was het pad langs het huis verdwenen, in plaats daarvan stroomde er een vuilbruine beek die met watervallen uitkwam in de straat. Verder waagde ik me niet, want mijn ‘waterdichte’ laarzen waren al lek gestoten. De volgende dag bleken in verschillende steden straten, kelders of laaggelegen huizen overstroomd te zijn. De Jaffastraat in Jeruzalem was veranderd in een woeste rivier (YouTube) die cafétafels, stoelen en supermarktkarretjes meesleurde en in Risjon leZion kwam het water met bakken door het dak van een modern winkelcentrum. Twee Palestijnse jongeren, een bedoeïen en een schapenhoedster, waren slachtoffer geworden van een onverwachte stormvloedgolf in het zuiden.
Ook voor vrijdag was noodweer voorspeld: onweer, stormwind en stortregen. Dat de leiding van de goed bekend staande Bnei Zion militaire academie een groep van 25 jongeren toch op een dagtochtje door de woestijn van Judea liet gaan, is verbijsterend. Er was ook geen toestemming gevraagd aan de politie of aan andere autoriteiten. Tien jongeren van deze groep, onder wie negen meisjes, werden in een wadi meegesleurd door een plotselinge metershoge stroom van water, modder en enorme steenbrokken; waarschijnlijk waren zij op slag dood. De meeste jongens liepen op een iets hoger gelegen stuk of konden tegen de wand van het ravijn naar boven klimmen. De enige jongen die omkwam, Tzur Alfi, had verscheidene vrienden geholpen via zijn schouders naar boven te klimmen tot de vloed ook hem meesleurde. Een van de meest tragische details was een app-berichtje van een van de meisjes, dat ze een dag tevoren aan vriendinnen had gestuurd: “Ik kan me niet voorstellen dat we echt in zulk weer op excursie gaan. Het is toch te gek om naar een plek te gaan waar vloedgolven zijn, dat is het tarten van het lot. We gaan dood – ik meen het serieus”, schreef ze. Toch is ze meegegaan. Je moet de collectieve druk van zo’n groep niet onderschatten, zeker als de leiding hen geruststelt: “Het gaat pas om drie uur stortregenen en wij zijn daar om één uur.” Alsof de krachten van de natuur tot op de minuut te voorspellen zijn.
Iedereen in mijn omgeving was er de volgende dag mee bezig – van de tien slachtoffers waren er twee afkomstig uit Jeruzalem, Yael Sadan z.l. en Ma’ayan Barchum z.l., en sommige kennisen van mij hadden een van hen goed gekend, of hun eigen zoon had een mechina-jaar op de Bnei Zion academie doorlopen. Vrijdag 27 april werden zeven van de slachtoffers al begraven, op zondag volgden de drie overige teraardebestellingen. Er waren honderden mensen bij de begrafenissen aanwezig. Het is een nationale tragedie die iedereen tezamen brengt. De shock en de rouw zijn vermengd met woede, want deze ramp was totaal niet nodig geweest; er was gewaarschuwd voor barre weersomstandigheden! Een van de vrouwelijke stafleden van Bnei Zion – haar vader werkt in het reddingswezen – had zijn boodschap om de tijoel uit te stellen zelfs doorgegeven aan de leiding. Maar in dit soort (pre-)militaire instellingen wordt naar de woorden van een vrouw kennelijk minder geluisterd dan naar een ‘gever’. Het hoofd van Bnei Zion en de gids die de groep begeleidde, zijn inmiddels in hechtenis genomen. De aanklacht luidt: dood door schuld wegens verregaande nalatigheid.
Ik hoop dat er nu werkelijk een discussie komt over de Ihiyeh beseder-mentaliteit, de houding van overmoed, zelfs arrogantie, die maakt dat Israëli’s graag de hand lichten met voorschriften. Die anarchistische houding kan vruchtbaar zijn als het gaat om doorbraken op creatief of technologisch terrein, maar niet als het gaat om veiligheid. Het is ook een macho-houding, zeker in de militaire sfeer, zo van: wij kunnen alles, ook het onmogelijke, let’s go! De stem van vrouwen, die over het algemeen wat voorzichtiger zijn, telt dan niet mee.