Sjabbat twee weken geleden was er een bar mitswa in Kol Hanesjama, de reformsjoel in Baka'a, Jeruzalem. Een vrolijke, lawaaiige dienst, door de vele kinderen die er waren. Kleuters, peuters en baby’s werden door een paar ouders beziggehouden in een speelhoek van de sjoel. Ik keek naar al die kleintjes en vroeg me af hoeveel van hen - vast een groot aantal, want kinderen van een goed opgeleide zionistische generatie - over twintig jaar als soldaten Israël nog steeds zouden moeten verdedigen.
En nu is er een staakt-het-vuren. Ik heb van de rust gebruik gemaakt om voor mijn werk de cliënt te bezoeken die in een stad dichtbij de Gazastrook woont, dat kan nu. En je weet niet hoe lang het vuren werkelijk gestaakt wordt. Tijdens ons gesprek liet de cliënt me de bomvrije ruimte in zijn huis zien: een ruimte ter grote van een flinke kast, in het souterrain, onder de grond. Er lagen twee dunne schuimplastic kampeermatrasjes. Daar sliep het echtpaar tijdens de gehele Gaza-oorlog, want hun slaapkamer is op de tweede verdieping en in de 15 seconden die je hebt na een alarm, konden ze niet op tijd in het souterrain komen.
Er blijkt een vrij diepe kloof te gapen tussen hoe men in Israël over deze Operatie Protective Edge denkt, en hoe men er in Nederland over denkt. Ik kan iedereen aanraden om het nieuws te volgen via de Ynet News website, die is in mijn ervaring qua feiten de betrouwbaarste. De beelden van wanhopige mensen in de Gazastrook, van ziekenhuizen waar geen plaats meer is voor gewonden, van doden onder het puin, van gewonde kinderen, van kapot geschoten huizen en moskeeën, zijn ook verschrikkelijk. Maar waarom mocht de burgerbevolking van Gaza niet schuilen in de tunnels, twintig tot dertig meter ondergronds, waar de strijders wel veilig konden zitten? Journalisten die terugkomen uit Gaza vertellen dat er wel degelijk raketten werden afgevuurd vlakbij woonhuizen of ziekenhuizen. En dat ze bedreigd werden als ze dat wilden filmen of verslaan. Er zijn video’s waarin woedende Palestijnse vrouwen vertellen dat Hamas-strijders hen tegenhouden om uit hun huizen te vluchten, nadat Israël hen heeft gewaarschuwd om weg te gaan. In de virtuele oorlog op internet die ik al die tijd heb gevolgd, kwam ergens een interview voorbij met een jonge Palestijnse die glashard beweerde: “Israël heeft ons verboden om schuilkelders te bouwen.” En Bertus Hendriks van het Palestina Comité noemde Hamas “een religieus geïnspireerde verzetsbeweging.” (Beelden van pacifistische dominees komen daarbij op, van Martin Luther King en van Ghandi). Net zo’n religieus geïnspireerde verzetsbeweging als Isis en Al Qaida, neem ik aan. De Gazanen zitten in een klote-situatie met dichte grenzen, gevangen tussen Israël en Egypte. Maar de gewelddadige manier waarop Hamas, Islamic Jihad en andere islamistische groepen een einde denken te maken aan dat isolement, duwt de Gazaanse bevolking alleen maar dieper in de blubber. Het gaat ze kennelijk in de eerste plaats om de vernietiging van Israël, niet om de bewegingsvrijheid van de bevolking in Gaza.
In Israël komen de kinderen (zonen meestal) die in Gaza of het zuiden van Israël gelegerd waren, nu thuis. Of ze komen nooit meer thuis. En die thuis komen, hebben vreselijke dingen gezien of vreselijke dingen gedaan. Vrienden uit hun eenheid zijn voor hun ogen gedood of gewond; en ze hebben zelf moeten doden, iets wat ook een onuitwisbare indruk maakt op de ziel, zeker de ziel die nog geen eelt heeft gevormd om de verschrikkingen niet te hoeven voelen. Hetzelfde geldt voor Gaza, met meer dan 1.800 doden, waarvan 20% kinderen (en waarschijnlijk de helft Islamitische strijders, gezien de statistiek van de dodencijfers; de meeste doden zijn gevallen onder jonge mannen tussen 17 en 30 jaar, met een uitschieter in de leeftijd tussen 21 en 27 jaar; informatie Time, 29 juli jongstleden). Er zijn 32 aanvalstunnels vernietigd, zegt de IDF, maar of dat alle aanwezige tunnels zijn, is niet zeker. Bewoners van de kibboetsiem en stadjes direct naast de Gazastrook zijn er niet gerust op – het denkbeeld van nog niet ontdekte tunnels waaruit Islamitische strijders opduiken, lijkt teveel op de angsten die je als kind hebt voor een engerd onder je bed – en deze keer kunnen de volwassenen je niet geruststellen.
Journalist Anshel Pfeiffer schreef 1 augustus een column in Ha'aretz over ‘de fases die je doorloopt als je in Israël opgroeit’: “Je herinnert je altijd je eerste gesneuvelde soldaat,” schrijft hij. Hij was zelf tien jaar en het ging om een ex-leerling van zijn school, die door de herdenkingen op school opeens meer was dan een naam. “Later ben je oud genoeg om de begrafenissen bij te wonen van jongens die je zelf kende, die een paar klassen hoger zaten op de middelbare school. Dan zit je opeens in fase twee, en zit je zelf in het leger en kom je uitgeput thuis in je vuile legerkloffie. En de begrafenissen van soldaten die in Libanon werden gedood, op de Westoever, in Gaza of in stomme ongelukken, zijn degenen met wie je een tent hebt gedeeld. Twintig jaar lang heb je vrienden en collega’s in elke legereenheid en aan ieder front, als dienstplichtigen, reservisten en beroepsofficieren. En dan, derde fase, ben je opeens 40 en krijg je een bedankbrief voor al die jaren dat je dienst hebt gedaan. En niets kan je voorbereiden op het moment waarop de volgende oorlogsoperatie komt en je daar als ouder in staat, je bent al twintig jaar ‘ouder’, maar opeens worden je kinderen opgeroepen. Het is niet alleen de vreselijke angst voor de Jobstijding, de fatale klop op de deur, maar ook het besef dat de verantwoordelijkheid om oorlog te voeren nu is overgegaan op jouw kinderen en de kinderen van je vrienden. Je kunt bang zijn of trots, en de neiging voelen om ze in bescherming te nemen, maar je weet ook dat je hebt gefaald - je bent deel van weer een generatie Israëli’s die niet in staat zijn geweest de volgende generatie vrede met de buurlanden na te laten.”