Op de markt en in de supermarkten liggen de rimoniem (granaatappels) hoog opgestapeld, net als de potten honing en de honingcakes. In Rami Levi’s supermarkt zou een verkeersagent aanwezig moeten zijn om de opstoppingen veroorzaakt door boodschappenkarren te voorkomen.
Wat de voedselvoorziening voor de Jamiem Noraiem betreft, wordt er hard gewerkt. “Sjana tova oemetoeka!”, riep ik toen ik na een behandeling vertrok bij mijn tandarts. “O nee, metoeka is slecht!”, corrigeerde ik met een blik op het kleine borsteltje dat ik had meegekregen om mijn tandvlees te masseren.
Nou ja. Wat, behalve zoet, is er verder nodig voor Rosj Hasjana, Jom HaDin?
Er is genoeg slecht (naar mijn mening) nieuws te melden de laatste maand. Verschillende berichten van Arabische Israëli’s of Palestijnen die werden aangevallen door Joodse Israëli’s. Eind augustus werden drie Arabieren – een arts en twee verpleegkundigen – uit de stad Sjfaram op een strand ten zuiden van Haifa met messen en ijzeren staven aangevallen door negen Joodse onverlaten. Gelukkig wisten twee Joodse omstanders de aanval te stoppen, en belden ze politie en een ambulance. Drie van de aanvallers zijn inmiddels opgepakt, een van hen heeft een criminele achtergrond.
Ook werden in augustus vier activisten van Ta’ayush aangevallen in de heuvels ten zuiden van Hebron. De jeugdige aanvallers, van wie sommigen gezicht bedekkende lappen droegen, waren waarschijnlijk afkomstig uit de illegale ‘buitenpost’ Mitzpeh Yair. Er waren soldaten aanwezig, maar die grepen niet in. Ta’ayush is een beweging van Joodse en Palestijnse activisten die samen de Israëlische ‘bezetting’ proberen te beëindigen en gelijke burgerrechten te krijgen voor de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever door, zoals ze zelf schrijven, “concrete geweldloze acties.”
Verder een bericht van de non-gouvernementele organisatie Jesj Din dat nederzetters op de Westelijke Jordaanoever een Palestijns huis aan de rand van het dorp Burin ten zuiden van Nablus aan het bekogelen waren met stenen. Ook daar was het leger aanwezig, maar trad niet op.
Op de weegschaal van chesed (barmhartigheid) en gevoera (gestrengheid) mag wat mij betreft een zwaar gewicht aan de kant van chesed worden gelegd, vanwege het verzet tegen de deportatie van de circa 40.000 asielzoekers (door de regering ‘infiltranten’ genoemd) uit Soedan en Eritrea die via de Sinaïwoestijn Israël hadden weten te bereiken. De regering Netanjahoe wilde hen uitzetten naar Rwanda en Oeganda en verspreidde documenten dat daarover waterdichte afspraken met de regeringen van beide landen waren gemaakt. Daar bleek niets van waar te zijn. Vluchtelingen die naar een van die landen waren afgereisd, lieten de achterblijvers in Israël weten dat ze niet moesten vertrekken. Er was helemáál geen opvang in Rwanda of Oeganda en sommige vluchtelingen waren al bij aankomst beroofd van hun ‘oprotpremie’ van 3500 dollar.
Wat betreft het goede nieuws: de Israëlische Hotline voor Vluchtelingen en Migranten is, terugkijkend op het afgelopen jaar, bijzonder verheugd dat de geplande deportatie van circa 40.000 asielzoekers niet is doorgegaan door de talloze demonstraties, zowel in Israël als in het buitenland. Niet alleen de asielzoekers zelf demonstreerden, ook tal van medestanders, bondgenoten. Dat wil niet zeggen dat alles nu is geregeld, want allereerst is er beleid nodig om die 40.000 Afrikanen te laten integreren in Israël, door hen te behandelen als andere nieuwe immigranten: een stoomcursus Ivriet, tijdelijke huisvesting en eventuele beroepsopleidingen. De Hotline vraagt nog steeds om donaties. En ten tweede moet de belofte aan de bevolking van de achtergestelde buurten rond het Oude Busstation in Tel Aviv – het opknappen van hun sloppenwijk – nog worden waargemaakt.
Genoeg te doen in het nieuwe jaar 5779