Terug naar het land van 'Mind your step’. In het superbrede El Al vliegtuig - een Boeing 787 'wide body' waar we desalniettemin als sardientjes in zaten - zat ik naast een oude Israëlische vrouw, die er uitzag als een gepensioneerde werkster. Toen we aan de praat raakten, bleek zij een geletterde en geestige vrouw te zijn; ik vroeg haar of ze lerares was geweest. Ze had een eigen bedrijf gehad, vertelde ze, maar op haar zestigste was ze sociale geografie gaan studeren en was daarin afgestudeerd.
Ze was nu op weg naar haar kleindochter die in Amsterdam studeerde: "Jonge mensen hebben daar veel meer mogelijkheden." De kleindochter was net een weekje naar Portugal geweest, dat kon je je in Israël niet voorstellen als je studeerde. Niettemin zag haar oma de toekomst van Europa somber in, in het algemeen vanwege de Moslims en voor Nederland in het bijzonder vanwege de stijgende zeespiegel, en hoopte ze dat haar kleinkind terug zou keren naar Erets Jisra’el.
Wat me hier de eerste dagen vooral opviel, was hoe lang het licht blijft, vergeleken met Israël. Ik was op 4 mei in de Hollandsche Schouwburg, waar Marja Vuijsje, schrijfster van Ons Kamp, een heldere toespraak hield waarin zij onder andere zei dat ze vroeger altijd moeite had zich te concentreren tijdens die twee minuten, altijd dwaalden haar gedachten af. Herkenbaar. Om acht uur cirkelden de zwaluwen hoog in de lichte lucht en er klonk ergens een sirene van politie of brandweer.
Het is nu kennelijk tijd om na het grote verhaal van de oorlog, de persoonlijke verhalen te horen waarmee je je kunt identificeren. In Amsterdam waren op verschillende plekken 'open Joodse huizen' waar verhalen werden verteld over wat zich daar tijdens de oorlog had afgespeeld.
Ik was in café De Eland, aan de rand van de Jordaan, waar Max Arian vertelde over de onderduik van zijn grootouders. De opkomst was zo groot dat sommige toehoorders op barkrukken stonden om nog iets te kunnen zien. Door het gedruis van het espressoapparaat verstond ik er weinig van, maar de grote belangstelling was bemoedigend.
Op 5 mei koos ik voor een rondleiding over onderduikers in Artis. Maarten Frankenhuis, oud-directeur van Artis, een goedlachse bonkige man (ik hoorde later dat hij oorspronkelijk veearts was geweest) leidde een groep van zo’n dertig mensen rond. Hij bleek een geboren verteller die veel spannende anekdotes voor ons had. Over Artisdirecteur Sunier, die doordat hij een Zwitserse achtergrond had en perfect Duits sprak, allerlei zaken die de dierentuin nodig had wist los te praten van de bezetter. Tussen de tweehonderd en driehonderd onderduikers hebben in totaal korte of langere tijd in de tuin ondergedoken gezeten.
Vooral 's nachts waren er tientallen onderduikers aanwezig. Jonge mannen die aan de Arbeitseinsatz probeerden te ontkomen; Joodse Amsterdammers (Artis ligt middenin de overwegend Joodse Plantagebuurt) en enkele verzetsmensen die er tijdelijk onderdak vonden. De onderduikers zaten in ruimten die niet voor het publiek toegankelijk waren, zoals de zolder boven het roofdierenverblijf, of binnenin de apenrots. Die 'rotsblokken' waren opgetrokken uit hout, ijzer en beton, "verschrikkelijk, allemaal met verschillende uitzettingscoëfficienten," mompelde Frankenhuis. Het binnenverblijf was vochtig en donker. Gelukkig had Artis zulke negentiende-eeuwse gebouwen met zolders. Boven een vogelhuis heeft een heel Joods gezin gebivakkeerd. De voor de Arbeitseinsatz gevluchte mannen kregen eten van gezinsleden, de Joden werden door oppassers van voedsel voorzien. Pas tijdens de hongerwinter werd de voedselsituatie ook voor Artis nijpend. Op het laatst werd er brood gebakken van resten haver en meel (en rattenkeutels) uit de graanopslagplaats.
Het is verbazingwekkend dat er nooit iemand is verraden. Duitse soldaten bezochten de tuin voor hun plezier en een bruine beer, mascotte van het Duitse leger, werd in Artis verzorgd maar de bezetter had geen idee wat er verder in Artis aan de hand was. De oppassers spraken niet met elkaar over 'hun' onderduikers. Frankenhuis vertelde dat er onder het personeel drie foute figuren zaten, één was beheerder van het restaurant en één zat op kantoor; beiden kwamen niet in de tuin. Het derde personeelslid ging vrijwillig in Duitse dienst en keerde niet terug.
Maarten Th. Frankenhuis, Overleven in de dierentuin; de oorlogsjaren van Artis en andere parken, 2010 Uitgevers, Rotterdam, 2013.
Maarten Th. Frankenhuis, Droomonderduik, 2010 Uitgevers, Rotterdam, 2012.