De laatste dagen hoor ik ’s ochtends, ‘s avonds, ’s nachts, aan een stuk door het geronk van politiehelikopters boven Jeruzalem. Ik slaap er onrustig door, word midden in de nacht wakker en ’s ochtends, veel te vroeg, zet ik de computer al aan om te zien welke aanslagen er nu weer zijn geweest. Er is een discussie in de media of we nu een derde intifada beleven of niet. Wat kan ons die termen schelen, het is onveilig op straat, al worden er geen bussen opgeblazen met twintig of dertig slachtoffers in één gruwelijke keer, maar je kunt waar dan ook worden neergestoken, beschoten of met opzet worden overreden. Ik ben het eens met Asher Schechter, een Ha’aretz-journalist die op 16 oktober schreef:
“… Dit is geen intifada. Dit is iets onheilspellenders. Een angstaanjagende voorvertoning van een bi-nationaal Israël, zoals het in de praktijk al grotendeels bestaat. (…) Dit is wat er nu overblijft: twee elkaar als vijand beschouwende volkeren die tegen hun zin een stuk land delen, elkaar afslachtend met alles waar ze de hand maar op kunnen leggen, zoals ze de afgelopen 100 jaar hebben gedaan, maar nu met nog minder hoop op een vreedzame toekomst of zelfs maar co-existentie.”
Net als velen wijt hij deze hopeloos lijkende situatie aan het politieke vacuüm, waarin noch Netanjahoe, noch Abbas, noch Herzog een plan voor de toekomst hebben. De ontwerpers van de tweestaten oplossing hebben de regering steeds gewaarschuwd voor de schijnbare oplossing van ‘één staat voor twee volkeren’ en dit is wat we nu voor onze ogen zien: individuele Palestijnse jongeren die de zaak in eigen hand nemen, door over te gaan tot terreur tegen Israëlische burgers en soldaten. Niet alleen op de Westoever, maar ook in Israël zelf. Niet centraal georganiseerd door Fatah, Hamas, of Islamitische Jihad, wel door hen opgehitst, aangemoedigd en toegejuicht. Ook aan Israëlische kant is al een keer de zaak in eigen hand genomen toen een Eritrese man die per abuis voor terrorist werd aangezien, nadat hij was neergeschoten, door omstanders werd geschopt en mishandeld. Ik hoop op een strenge straf voor die laatsten, al is na lijkschouwing geconstateerd dat de man is overleden aan de schotwond en ze dus niet voor doodslag kunnen worden vervolgd.
Wat doet het met je, deze golf van lone wolf-aanslagen? Ik pas zelf mijn dagelijkse routine aan. Wandel niet meer in mijn eentje over de voormalige spoorlijn, nu getransformeerd tot een groene wandel- en fietsroute, helemaal tot aan Malcha. Ik bedoel, ik loop er nog wel in mijn eentje, maar niet meer op het mooiste stuk waar je aan twee kanten wordt omgeven door Arabische dorpen. En ik loop er niet meer ’s avonds. Ik merk dat ik überhaupt niet zoveel meer ’s avonds buiten ben. De voortdurende spanning maakt me zo moe dat ik veel vroeger mijn bed induik, op de computer via Uitzending Gemist een Nederlands programma aanzet en in slaap val voor het programma is afgelopen. Een dag geleden droomde ik dat er een aardbeving was in Jeruzalem: ik opende de deur van mijn huis terwijl de grond golfde, en er kwam een stoet met grauwe as bedekte mensen naar binnen, mensen die ik vaag kende. Ik hoop dat de droom de huidige toestand van aanslagen symboliseert, en dat we niet ook nog eens te maken krijgen met een echte aardbeving.
Vorige week vrijdag werd ik opgebeld door D., een vriend met een Nederlandse achtergrond, hij woont met vrouw en drie kinderen in het centrum van Jeruzalem. Hij was panisch en heel somber over de toekomst hier, zag geen oplossing meer. Zijn vrouw en hij durven de kinderen niet meer met de bus of de sneltram naar school te laten gaan, en sturen ze nu met taxi’s, wat ze absoluut niet kunnen betalen – ze kunnen zich ook geen auto permitteren. De 17-jarige dochter van vriendin Y. durfde de eerste dagen van de aanslagen niet eens meer de straat op. Nu wel weer, maar ze wordt door Y. per auto overal naar toe gebracht, school, de tandarts, of naar haar vriendje. Dat geldt voor veel opgroeiende kinderen. Wèg onafhankelijkheid, opeens worden ze weer door hun ouders als kleuters gehaald en gebracht. Niet iedereen kan natuurlijk zo voor taxichauffeur spelen zonder z’n baan op te zeggen. Toen ik me voor het eerst weer per bus naar Machanee Jehoeda waagde, kwam ik op de terugweg in de bus N. tegen, een vrolijke blozende sociaal werkster die ik ken van de progressieve sjoel Kol Hanesjama. Haar jongste zoon is net in volle glorie in die sjoel bar mitswe geworden. Ze zat te bellen met haar oudste dochter die in Ra’anana woont, een rustige welvarende voorstad van Tel Aviv, waar veel westerse immigranten wonen. Op 13 oktober vonden daar onverwachts twee ‘steekincidenten’ plaats, bij een bushalte en later nog een keer op het terras van een café, gelukkig geen doden, wel verschillende gewonden. De aanvallers werden overmeesterd door omstanders en later gearresteerd. N. zegt: “Ja, ik laat mijn kinderen hun gang gaan, ze gaan gewoon met de bus, je kunt je leven niet laten bepalen door die terreur.” Wel voegt ze er aan toe: “Godzijdank voor de smartphone.”
Het is voor progressieve ouders ook lastig te bepalen wat voor boodschap ze hun kinderen moeten geven, op straat en in de bus. Journaliste Allison Kaplan Sommer schrijft daarover in Ha’aretz. (En het valt me meteen op hoe zij, als vrouw, veel genuanceerder schrijft dan Gideon Levy, die alles extreem zwart-wit ziet en die ik daarom alleen nog met moeite lees). Kaplan Sommer schrijft dat als je een rechtse hardliner bent, je gewoon zegt: “Kijk uit, alle Palestijnse Arabieren zijn gevaarlijk, blijf bij ze uit de buurt.” Maar hoe vind je als progressieve ouder een evenwicht tussen enerzijds zorgen dat je kinderen zichzelf beschermen, en anderzijds ze geen racistische boodschap meegeven? “We willen onze kostbare kinderen in leven houden – maar we willen tegelijkertijd de hoop in leven houden dat ze een vreedzame toekomst hebben,” verwoordt ze het dilemma.