Op de avond van Tisja Be’Av verscheen er een mooie wassende maansikkel boven Jeruzalem. Dat kon ik goed zien, want ik zat buiten op het terrein van het Natuurmuseum, waar een groep mensen bijeen was gekomen om samen Eecha te lezen, de Klaagliederen die bij deze avond horen. We hadden waxinelichtjes meegenomen en zaklantaarns om bij te lezen. Er waren jonge studenten van Pardes bij, ouderen, jonge ouders met kleine kinderen. Twee kindjes met zaklantaarns hadden het grootste plezier om zichzelf en anderen met hun zaklantaarns in de ogen te schijnen.
De bijeenkomst, georganiseerd door Nava Tehila, de Jewish Renewal groep onder leiding van Ruth Kagan (‘reb Ruth’) was een van de vele Eecha-diensten die je in Jeruzalem kon volgen. De meeste mensen hadden de tekst bij zich maar dat bleek niet eens nodig te zijn: er werden een diascherm en een laptop opgesteld en de Hebreeuwse letters verschenen levensgroot op het scherm. Daarachter zag je de toppen van de bomen nog wiegen tegen de snel donker wordende hemel.
De tekst werd in gedeeltes door verschillende mensen melodieus gelezen. Er tussenin werd toepasselijke poezie gedeclameerd, Hebreeuwse gedichten, een Engels gedicht. Nog later begon iemand een lied te zingen en anderen vielen in. Soms een paar regels uit Eecha, soms een woordloze melodie. Iemand vroeg Michael Kagan, Ruth’s echtgenoot die achter de laptop zat, of hij een hoofdstuk uit zijn recent verschenen boek God’s Prayer, the Sacred Task of Living zou kunnen projecteren. In dit, in de vorm van een gebed of psalm geschreven boekje, roept God zelf de mensheid op te stoppen met de vervuiling van de planeet en wijst Hij er op hoe weinig tijd we daar nog voor hebben. Het boek is vooral gericht op de volgelingen van de drie monotheïstische godsdiensten, Joden, Christenen en Moslims, maar de boodschap is universeel. We kregen een fragment uit het hoofdstuk ‘Children of Israel’ te zien. Het is een aanmaning van God aan het Joodse volk in de 21ste eeuw, om ondanks alle ondergane vervolging niet te blijven steken in rouw, woede en achterdocht, omdat nu de tijd is aangebroken waarin we de opdracht ‘een licht onder de volkeren’ te vormen, waar moeten maken.
Voorlopig vormden onze zaklantaarns nog het enige licht – de waxinelichtjes waren uitgeblazen door de nachtwind.