Afgelopen maandagavond heb ik bij het Van Leer Instituut, in de open lucht, de documentaire Homeboys gezien. Een film over Soedanese jongeren in Oeganda. Sara, de gabbaiet van Kol Haneshama die me had uitgenodigd, dacht dat de film wel Engelse ondertiteling zou hebben, nee dus, alleen Hebreeuws. Ik kan dus niet zeggen dat ik alles goed heb begrepen …
De film volgt een groep tieners uit Zuid-Soedan die jaren in Israël hebben gewoond en daar naar school zijn gegaan. Ze spreken Hebreeuws en Engels. Ergens tussen 2013 en 2017 moet de groep teruggestuurd zijn naar 'een niet nader genoemd land in Afrika', meestal Eritrea of Oeganda. Nu verblijven ze in Oeganda, op een terrein dat hen kennelijk is toegewezen, met een aantal houten hutjes, omgeven door een groen Afrikaans landschap. (bananenbomen).
Vijf jaar geleden, in september 2017, bezocht toenmalig premier Netanjahoe de wijk Neve Sha'anan in Tel Aviv en verkondigde daar dat hij "de buurt ging teruggeven aan de Israëlische bewoners." Neve Sha'anan, inclusief het Levinskypark en de hele omgeving van het oude busstation werd in de wandeling Klein Afrika genoemd door de aanwezigheid van honderden Eritrese en Soedanese asielzoekers die met veel te veel personen tegelijk in aftandse appartementen woonden.
Het Hooggerechtshof had net de uitspraak gedaan dat het overheidsbeleid van 'vrijwillige deportatie´ naar derde landen – dus niet naar het land dat men was ontvlucht – kon worden voortgezet. Wel verbood het hof om degenen die deportatie weigerden langer op te sluiten dan twee maanden. Die landen waren Rwanda en Oeganda. Rwanda werd al gauw van de lijst afgevoerd, nadat bleek dat vluchtelingen daar in tegenstelling tot wat er was beloofd, geen enkele opvang kregen en vaak van hun bonus (of oprotpremie) werden beroofd. De meeste vluchtelingen die daar terechtkwamen, hebben geprobeerd naar Europa te komen, maar bij die pogingen zijn weer mensen omgekomen.
Oeganda heeft een veel soepeler houding ten aanzien van asielzoekers dan de meeste landen. In april van dit jaar leefden er volgens het Vluchtelingenkantoor van de Verenigde Naties 1,5 miljoen vluchtelingen in het land, meestal afkomstig uit Soedan of de Democratische Republiek Congo. Ik begrijp dat de status van de groep jongeren desondanks onzeker is, ze zijn in feite nog steeds aan het wachten.
Beeld uit de documentaire Homeboys
In Homeboys ligt de focus vooral op twee diepzwarte Soedanese jongens, Samuel Khaled en Isaac Victor, die ervan dromen ooit als rappers met een band op een podium te staan. Ze worden hierbij gestimuleerd en getraind door Amir Sade, een relaxte jonge Israëlische producer en gitarist die hen is komen opzoeken om door een film de situatie van de groep jongeren in de Westerse wereld bekend te maken. Amirs partner Tamar Goren tekent voor de opnames. Als een soort oudere broer weet Amir de jongens enthousiast te maken, aan te moedigen en als het nodig is streng toe te spreken. Bijvoorbeeld als iedereen om negen uur zou verschijnen voor een opname die tenslotte pas om twaalf uur kan beginnen, wanneer de zon al hoger (of lager) staat dan optimaal zou zijn voor de opnames. Maar wanneer ze dan samen muziek maken, spat het plezier ervan af. Kleine kinderen komen er bij om te dansen en te swingen.
Officiële still uit Homeboys
Ten slotte gaat de hele groep een dagje naar de markt in Kampala om daar een passende nieuwe outfit aan te schaffen, (denk aan: spijkerjacks) en treden ze inderdaad op in een echte club voor volwassenen in de hoofdstad. Succes! De droom wordt een beetje waarheid. Maar het is pas het begin.
De laatste beelden tonen the morning after the night before – een enigszins ingezakte Samuel en Isaac, wanneer Amir vertrekt. Wat is er nu echt veranderd? Maar hij belooft weer terug te komen en drukt ze op het hart om voor honderd procent voor hun droom te gaan- alleen als je je voor honderd procent inzet bereik je wat, heeft hij van zijn Israëlische vader geleerd.
Als de lichten aangaan en er geapplaudiseerd is, kunnen er vragen worden gesteld aan een panel met onder anderen Tamara Goren, die de film maakte en mede-produceerde, en een bescheiden jonge Soedanese, die in Israël jongeren begeleidt. In vloeiend Hebreeuws vertelt ze dat ze niets anders kent dan Israël, het land waar ze is opgegroeid, dat ze zich hier prettig voelt maar dat 'dromen hebben' moeilijk is met de voortdurende dreiging van uitzetting boven haar hoofd. Over de groep jongeren in Oeganda zegt ze ook nog "dat die toch nooit echt thuis zijn in Oeganda." "En dus ook niet in Israël!", roept een vrouw uit het publiek.
De film heeft een uur geduurd, het waait, de hitte van de dag is weg, ik heb een dunne tuniek aan en geen sjaal of vestje meegenomen; ik begin het zowaar koud te krijgen. Sara ziet het, we staan op en worden vergezeld door Lisa, ook iemand van onze sjoel. Achter onze rug begint er geschreeuw, kennelijk rond de vrouw die eerder een opmerking plaatste over niet thuishoren in Israël. (Dat is nou weer jammer, dat er niet naar elkaar kan worden geluisterd. Maar Sara zegt dat die vrouw kwam om te provoceren.)
Bij Sara´s auto staan we, ondanks mijn gebibber, nog vrij lang na te praten. Lisa zegt dat ze helemaal begrijpt dat Israël niet onbeperkt vluchtelingen kan opnemen, maar ze vindt het een schande dat zo´n groep tieners, die hier helemaal Israëlisch geworden zijn, alsnog is uitgezet. We komen op het verrechtsen van de Israëlische bevolking en de invloed van de settlers. Er groeien hier jongeren op die geboren en getogen zijn in Judea en Samaria (de Westbank), voor wie de geschiedenis en de ooit bestaande Groene Lijn geen werkelijkheid meer zijn. We zijn het er met zijn drieën over eens dat de verharding ten opzichte van asielzoekers, past in het patroon dat is begonnen met de bezetting.