Woensdag om elf uur ’s ochtends klinken de sirenes op Jom Hazikaron. Ik sta op dat ogenblik in een tuin, kijk naar de bloeiende rozen, de minuscule knopjes in de olijfboom en hoor niets anders dan het gekwetter van vogels, verder is het twee minuten doodstil. Als het gehuil van de sirenes langzaam wegsterft beginnen de auto’s weer te rijden.
De dag tevoren liep ik naar de Kotel (de Klaagmuur). Ik had een opdracht, die te maken heeft met mijn Amsterdamse buurvrouw J. Toen ik haar een paar weken geleden zag, nam ik eerst aan dat J. kanker had, net als haar oudere zus die ongeveer twee jaar geleden overleed. Ze was broodmager, woog nog maar veertig kilo. Later bleek dat ze aan een vorm van anorexia lijdt, ontwikkeld na de dood van het eerder genoemde zusje, en andere nare gebeurtenissen die haar wankele evenwicht hebben verstoord. Ik heb haar beloofd een gebed om genezing in de spleten van de Klaagmuur te stoppen. Als ze weer gaat eten en op gewicht komt, heeft een andere zus een vakantie in het Heilige Land beloofd. Het minste dat ik kan bijdragen, is de bede in de brievenbus van de Eeuwige te stoppen.
Het was druk op het grote plein, groepen soldaten en toeristen, maar de Kotel zelf bleek onbenaderbaar, afgescheiden met talloze hekken, waarschijnlijk vanwege herdenkingen. Ik heb het gebed maar op enige afstand gezegd, en kom op een normale dag nog eens met het briefje. Terug naar het centrum van de stad, waar het eveneens wemelde van de toeristen; de lucht was zoel, mensen zaten een uur voor de sirenes van acht uur Jom Hazikaron zouden inluiden, nog op terrassen te eten.
‘s Avonds, na de sirene om acht uur, volgde ik de officiële ceremonie op Har Herzl via een live internet verbinding. Behalve 23.646 gesneuvelde militairen worden er 3.134 slachtoffers van terreuraanslagen herdacht. Netanjahoe miste ik, maar (president) Ruby Rivlin, die altijd als een gemoedelijke beer overkomt, hoorde ik wel, en ook minister van Defensie Lieberman, (die zijn best had gedaan een alternatieve herdenking van Israëli’s en Palestijnen te dwarsbomen, zie hieronder).
Het meest aangrijpend vond ik de getuigenis van de weduwe van de aanslag in de nederzetting Halamish, in juli 2017. Daar drong een jonge Palestijn het huis binnen waar de familie Salomon de geboorte van een nieuw kleinkind aan het vieren was. Hij wist drie mensen dood te steken, maar voor hij ook de moeder – die zich met vijf kinderen in een slaapkamer had verstopt – had kunnen vermoorden, kwam een soldaat bij de buren af op het geschreeuw en wist hem door het raam heen te raken en in bedwang te houden tot er versterking kwam. De moordenaar, die aanhanger van Hamas bleek te zijn, werd door een militaire rechtbank tot vijf maal levenslang veroordeeld. De weduwe vertelde hoe zij, verstopt in de slaapkamer, hoorde hoe hij de anderen afmaakte en hoe zij niets anders kon doen dan zich met alle kinderen doodstil te houden. Haar dochtertje van circa acht jaar las een brief aan haar papa voor, maar barstte daarbij af en toe in tranen uit.
Tezelfdertijd hielden Combatants for Peace en Family Forum voor de dertiende keer een eigen herdenking onder de noemer ‘Remembering Our Joint Future’ in het Yarkonpark in Tel Aviv. Family Forum wordt gevormd door Israëlische en Palestijnse families die één of meer familieleden hebben verloren in het Palestijns-Israëlisch conflict, hetzij door oorlogsgeweld, hetzij door terreur. Mensen die hebben besloten niet te reageren vanuit haat, maar elkaar te ontmoeten in het verdriet en de rouw. Als het aan Lieberman had gelegen, waren de Palestijnse deelnemers Israël niet binnengekomen, maar het Hooggerechtshof vernietigde op het laatste moment zijn verbodsbepaling. Schrijver David Grossman, die zijn zoon Oeri heeft verloren in de Tweede Libanonoorlog, sprak daar. Hij hield de meest eerlijke, menselijke, kritische en tegelijk hoopvolle toespraak die ik deze dag heb gehoord. Hij begon te zeggen hoe pijnlijk het na twaalf jaar nog is om in het openbaar over Oeri te spreken: “het is moeilijk en vermoeiend om de hele tijd te vechten tegen de zwaartekracht van het verlies.” Hij vertelde hoe verleidelijk het is om te vervallen in gevoelens van woede en wraak. Maar zodra hij aan die gevoelens wil toegeven, merkt hij “dat ik het levende contact met mijn zoon verlies.” Hij vroeg het Israëlische publiek om deze gezinnen, die níet oproepen tot haat en wraak, te respecteren: “als de definitie ‘beroofde familie’ echt gemeend is, respecteer dan onze weg. (…) Dit is onze manier om betekenis te geven aan de dood van onze geliefden, en aan ons leven na hun dood.”
Over het 70-jarig bestaan van Israël zei Grossman dat “wij als Israëli’s zelfs na zeventig jaar nog niet echt thuis zijn – hoeveel van patriottische honing druipende woorden er de komende dagen ook worden gesproken. We zijn nog niet thuis. (…) Nu, zeventig jaar later, is Israël misschien een sterke vesting, maar het is nog geen thuis.” Hij vervolgde dat de complexe relatie tussen Israëli’s en Palestijnen in een korte formule kan worden samengevat: als Palestijnen geen thuis hebben, zullen Israëli’s dat ook niet hebben. En omgekeerd.
Grossman zei dat Israëli’s terecht trots zijn op de vele prestaties op het gebied van industrie en landbouw, cultuur en kunst, medische uitvindingen en economie. (Hij vergat de vorderingen op culinair gebied te noemen.) Maar hij wees ook op alles wat niet klopt: de bezetting van Palestijnse gebieden en de onderdrukking van de Palestijnse bevolking daar; de deals die de regering tracht te sluiten met landen als Oeganda en Rwanda wat betreft de uitzetting van asielzoekers; de ondermijning van democratische instituties als het Hooggerechtshof; de steeds groter wordende kloof tussen arm en rijk in Israël.
Grossman besloot zijn toespraak met het uitspreken van de hoop dat “we nog vele jaren en vele generaties van kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen zullen vieren, veilig, vreedzaam en creatief, en – het allerbelangrijkste – in een rustige dagelijkse routine als goede buren; en dat we ons allemaal thuis zullen voelen.” Binnenkort neemt hij de Israëlprijs voor Literatuur in ontvangst. Hij verklaarde het geld te zullen verdelen tussen Family Forum en de organisatie Elifelet, die zorg draagt voor kinderen van asielzoekers. Het geld kan worden gebruikt voor het inrichten van betere crèches dan de ‘kinderpakhuizen’ die er nu zijn.