‘Eerlijk de lasten verdelen’ was het thema van de laatste verkiezingen en dat gold vooral voor de dienstplicht. Het voorstel om ultra-orthodoxe jongeren niet langer vrij te stellen van militaire dienst sprak een groot gedeelte van het Israëlische publiek aan. Want het is echt een waterscheiding als je op achttien- of negentienjarige leeftijd twee (meisjes) of drie (jongens) jaar in dienst moet.
Drie van mijn vriendinnen, die alledrie uit een westeuropees land komen, hebben een zoon in die leeftijd. De moeders zijn alleenstaand, door scheiding of omdat de vader vanaf het begin weinig in beeld was. Een van de jongens zit op een opleiding voor hoogbegaafde kinderen; zolang hij niet is afgestudeerd, hoeft hij niet in dienst. De tweede weet nog niet zo goed wat hij wil en gaat met een houding van ‘we zien wel’ naar de oproep. De derde doet een jaar mechina, een voorbereiding voor het leger, weg van huis, en is daar enthousiast over. Hij zal niet naar een gevechtseenheid gaan want hij is enig kind en dan moeten de ouders daar speciaal toestemming voor geven. Dat heeft zijn moeder niet gedaan, iets wat ik ten volle begrijp. Zijn moeder vindt het mechinajaar een goede keuze, ze ziet haar zoon onafhankelijker worden.
Gelukkig is de houding van het leger naar de nieuwe rekruten toe nogal veranderd vergeleken met één, twee generaties terug. Niet langer maakt het afgeblaft en vernederd worden deel uit van de militaire training, schrijft Ha’aretz-journalist Amos Harel, die een jaarlang de basistraining van de Nachal Brigade volgde. Nog steeds moeten de rekruten in de Negev met zware bepakking door het woestijnzand kruipen en worden ze op andere manieren lichamelijk afgebeuld, nog steeds is het eten beroerd, zijn de woestijnnachten berekoud en maakt chronische verveling deel uit van de legerervaring, maar de houding tegenover de nieuwe rekruten is veranderd. Het gaat er tegenwoordig om de jonge soldaten te helpen, niet om ze te breken. Wie zijn best doet wordt daar in het openbaar voor geprezen, ‘positive reinforcement’ is in de plaats gekomen van vernedering. Ook doet het leger tegenwoordig meer moeite om een goede relatie met de ouders van de rekruten te onderhouden.
Dat zal ook wel moeten, want het is niet meer zo vanzelfsprekend als vroeger om je voor een gevechtseenheid op te geven. In de praktijk heeft iemand die daar onderuit wil, genoeg mogelijkheden. Het leger heeft immers ook ‘jobniks’ nodig: koks, chauffeurs, technici, informaticagenieën, etc. Gold vroeger het gezegde: ‘de enige manier om uit een gevechtseenheid te komen is met je dog tag in je mond’ (d.w.z. dood), tegenwoordig kun je door voldoende moeilijk gedrag, zoals bevelen weigeren, vaak inbreuk maken op de militaire discipline, gewelddadig zijn, er wel uitgegooid worden. Het is gewoon te kostbaar voor het leger om uit te zoeken of iemand simuleert of dat er echt iets aan de hand is.
Het is eigenlijk verbazingwekkend dat er nog zo veel jongeren zelf kiezen voor een gevechtseenheid, ondanks de zware training en ondanks het risico je leven te verliezen. Het zegt wel iets over het besef van de jongeren zelf, dat Israël nog steeds in het Midden-Oosten ligt en het zegt natuurlijk ook iets over de groepsdruk waaraan de gemiddelde achttienjarige blootstaat.
Wat de dienstplicht voor ultra-orthodoxe jongeren betreft (bijna een kwart van de Joodse jeugd zit tegenwoordig op charedi-scholen), die wil de regering pas laten ingaan in 2017, zodat het leger een ruime voorbereidingstijd heeft. Tegen die tijd zou er natuurlijk al lang een andere regering kunnen zijn, met heel andere prioriteiten.
In de Jerusalem Post van 12 april stelt rabbijn Susman, hoofd van Eretz HaTzwi, een modern-orthodoxe jesjiwe in Jeruzalem, voor om een nieuw legereenheid te vormen. Een jesjiwe-eenheid waarvan de soldaten een legeruniform dragen, trouw aan het leger en de staat beloven en vier jaar lang verplicht ‘dienst doen’ – in de vorm van Torastudie in jesjiwes gehuisvest op legerbases. Jesjiwe-‘soldaten’ die onder dezelfde regels en discipline moeten vallen als de reguliere soldaten, van ’s ochtends zes uur (ochtendgebed) tot ’s avonds 11 uur moeten studeren en als ze niet voldoen aan de hoogste normen voor Torastudie, naar andere legereenheden worden gestuurd. (De Eretz HaTzwi jesjiwe is zionistisch en heeft ook een aantal studenten die in het reguliere leger dienst doen). Susman voorspelt dat de meeste charedi-studenten dan zullen kiezen voor een andere vorm van óf burgerdienst óf militaire dienst.
Op het eerste gezicht lijkt het niet zo’n gek voorstel, een seculiere instantie (het leger) krijgt dan ook meer zicht op de ideologie die in jesjiwes wordt uitgedragen. Alleen, de grootste ongelijkheid blijft dan natuurlijk bestaan: jesjiwe-studenten lopen niet het gevaar te sneuvelen.
Meer hierover in het boek van Amos Harel: Het nieuwe gezicht van de IDF. Uitgeverij Kinneret Zmora Bitan (Hebreeuws).