Twee weken geleden, nog voor Brexit, ging ik naar een mij aanbevolen acupuncturiste in Jeruzalem. De endocrinoloog voor mijn schildklierklachten had me bevolen twee maanden op te houden met het door hem voorgeschreven medicijn omdat ik er veel te sterk op reageerde en nu de omgekeerde klachten vertoonde. Een kans dus om het subtieler aan te pakken. Ze had haar praktijk ergens vlakbij het Anna Ticho-huis. Dat lag vroeger als een oase in een oud, rommelig stukje stad en ik kwam er vaak om even uit te rusten van de Israëlische hectiek. Er was een aangenaam café-restaurant met een rustig terras en uitzicht op een groter, goed onderhouden terrein. Een fijne omgeving om ‘verjaarsontbijtjes’ te houden.
Ik was er jaren niet meer geweest en herkende de buurt nauwelijks meer. Langs de straat van Rav Kook waren hoge luxe flatgebouwen verrezen en de ingang naar Beit Anna Ticho was geblokkeerd door bouwwerkzaamheden. Op het nummer in het kleine zijstraatje waar de acupunctuurpraktijk zich moest bevinden, stond ik voor een luxe hotelingang. Mobiel bellen bracht uitkomst: aan de andere kant van het pad ging een deur open in een vervallen complex. Die deur gaf toegang tot een ouderwets binnenplaatsje, voor de helft in gebruik bij een jesjiwa en voor de andere helft gebruikt door iets geheel anders, herkenbaar aan bloemen en planten buiten. De praktijk was gevestigd in een oud gebouwtje met ruimtes die bekroond werden door hoge stenen boogvormige 'plafonds'. Door middel van een interne verbouwing waren er een sfeervolle spreekkamer, een behandelkamer en andere ruimtes gecreëerd. In één van de ruimtes stonden grote flessen met groene en bruine kruidenpreparaten en het rook er heerlijk naar aromatherapeutische oliën. De acupuncturiste was jong, Amerikaans, nam twee uur de tijd voor intake en behandeling en werkte met de dunste naaldjes die ik ooit had gezien. Voor de eerste keer deed acupunctuur totaal geen pijn.
In een soort ‘altered state’ zweefde ik twee uur later naar buiten en ik besloot het Anna Ticho-huis nog even te zoeken. Ik vond tenslotte een andere ingang, maar het restaurant was gesloten en de tuin was verdwenen - op de bomen en een paar perkjes na. Er was een houten plankier aangelegd en er stond een kunstinstallatie, met steenachtige brokken en menselijke figuren die, toen ik er aan voelde, uit papier-maché bleken te bestaan. Uit een speaker klonken onheilspellende geluiden. Kunst in plaats van natuur, ik kon het geen vooruitgang vinden.
In twee perkjes stond een groot aantal afwasrekjes, versierd met kleurige lapjes, die vlaggen moesten voorstellen. Ik zeeg neer op een bankje. Om dit geheel heen rezen de muren op van weer andere luxe flatcomplexen, met glazen balkons, ongetwijfeld fraai en ruim van binnen, wachtend op bemiddelde kopers. En als ik verder keek, zag ik de oude rommelige buurt van loodsen en kleine huizen nog, maar daar bovenuit verrezen hoge gebouwen - een nieuw Herbert Samuel Hotel - en verderop kon ik zelfs de muurschildering op een gebouw bij de Machané Yehuda (markt) nog zien. Na een tijdje treuren, liep ik verder en stuitte op Goa Goa, een waterpijpcafé (dat tot nu toe aan mijn aandacht was ontsnapt), waar tientallen waterpijpen voor de ramen stonden en een eenzame toerist aan een pijp zat te lurken. Ik dacht echt, waar ben ik, dit is een vreemde stad die ik niet langer herken. Pas toen ik de hoek omsloeg en in de Jaffastraat stond, nam de wereld weer haar vertrouwde vormen aan.
Niet alleen rond de Rav Kookstraat, maar in heel het centrum van Jeruzalem verrijzen luxe wooncomplexen, die alleen betaalbaar zijn voor buitenlandse toeristen en rijke Israëli's. Sinds 2008 (de wereldwijde economische crisis) is de koopprijs voor woningen in Jeruzalem met 49% gestegen. (Schrale troost: de prijsstijging in Tel Aviv bedraagt 86%). Er is ook weinig ruimte voor stadsuitbreiding: in het westen zou dat gaan ten behoeve van uniek natuurgebied met honderden wilde planten, waar vossen en gazelles leven, een groen recreatiegebied waar autobezittende Jeruzalemmers in het weekend naar toe trekken. De milieubeweging heeft – terecht - geprotesteerd tegen het uitbreidingsplan van architect Safdie aldaar. In het oosten stuit de stad op bezet gebied. Zelfs wat de doden betreft kampt de stad met ruimtegebrek. Wie nu sterft, wordt meestal in een 'vajek' in een muur begraven en voor de toekomst gaat men het in de hoogte zoeken: circa 20 meter hoge graftorens, die wel iets hebben van de Toren van Babel, met terrassen die groen beplant worden. Met een eeuwigdurend grafrecht kan het ook niet anders. De geplande graftorens hebben al een hechsher van het (ultra)orthodoxe rabbinaat.
Verder worden op grote schaal oude betonnen woongebouwen, daterend uit de jaren vijftig en zestig, door particuliere ontwikkelaars gerenoveerd, uitgebreid met meer appartementen en aardbevingsbestendig gemaakt. Is zo'n betonnen gebouw te slecht, dan wordt het afgebroken en een nieuw, hoger of breder flatgebouw in Jeruzalemse steen opgetrokken. De eigenaar-bewoners krijgen van de projectontwikkelaar geld om zo lang het bouwproces duurt ergens anders iets te huren. Wie slechts huurde, moet zonder vergoeding op zoek naar een nieuw appartement. De bouwfirma haalt de winst uit de verkoop van de extra appartementen, en die zullen dus ook niet zo goedkoop zijn. Sinds de grote sociale protesten van 2011 (de cottage-cheese-opstand) had de hervorming van het woningbeleid in Israël een regeringsprioriteit zullen worden. Daar is niet echt iets van terechtgekomen.
Het gevolg is dat jongeren en jonge gezinnen in Jeruzalem nauwelijks een huis kunnen kopen. Sommige jongeren worden bij hun eerste aankoop financieel geholpen door hun ouders. Anderen vertrekken naar de bezette dan wel betwiste gebieden, waar de huur- en koopprijzen veel lager liggen, onder andere doordat de staat de bouwgrond daar gratis levert. Sinds 1967 zijn circa 600.000 Israëli's buiten de Groene Lijn gaan wonen, en echt niet alleen uit ideologische motieven. De steden en nederzettingen op de Westoever vormen op deze manier een tijdelijk ventiel voor het huisvestingsprobleem in Jeruzalem; en een reden om aan die gebieden vast te blijven houden. En last but not least: veel goedopgeleide jongeren vertrekken helemaal uit Israël. De befaamde vredesactivist Uri Avnery schreef in een column dat bijna al zijn vrienden kinderen hebben die in het buitenland wonen.