Heb je zin om mee te gaan naar een crazy viering vanavond?, vroeg A. mij op motsae sjabbat. Zij is een aardige Engelse van middelbare leeftijd, woont in Londen, werkt in Joodse educatie en komt zo vaak mogelijk naar Jeruzalem om even “Joods tot leven te komen”. Ze was er nu voor de hele trits feestdagen, van Rosj Hasjana tot en met Simchat Tora. Ze legde uit dat ze naar het gebouw van Nishmat ging, een modern-orthodox Tora en Talmoed studiecentrum voor vrouwen, opgericht in 1990. De viering, Simchat Bet Hasjo’eva, vond plaats in de soeka van Nishmat, er zou worden gezongen en life muziek worden gemaakt. Het publiek is iets meer dati dan jij of ik, zei ze, dus trek een lange rok aan.
We begaven ons te voet op weg en ze vertelde me iets meer over de viering. Die dateert uit de Tempeltijd, zei ze, en het was een vrij extatisch feest, waarbij de knielange broeken die de priesters het hele jaar onder hun gewaad hadden gedragen, alsmede hun gordels, in stukjes werden gescheurd en gebruikt om toortsen aan te steken. (Recycling avant la lettre!) Maar je hoeft niet bang te zijn dat er hier onderbroeken worden verbrand, suste ze, het is alleen een vrolijke muzikale viering.
Op het dak van het Nishmatgebouw was een enorme soeka gebouwd, die in het begin maar voor een vijfde gevuld was met een uiteenlopend publiek, vroom, vrij, jong, oud en alles daartussenin. Vrouwen en mannen door elkaar en veel aanbiddelijke peuters die nog wiebelig op de voetjes stonden. In het centrum van de soeka zaten de musici: allen leden van een modern-orthodox gezin. De vader, een oudere man, dirigeerde het geheel met een enorme johannesbroodpeul als stokje. Om hem heen zaten zijn vijf of zes volwassen zonen en dochters, ieder met een instrument: gitaren, een klarinet, dwarsfluiten, een tamboerijn. En, heel passend voor het feest waarbij er wordt gebeden om regen, een of twee sjamanistische regenmakers, beschilderde houten stammetjes, gevuld met iets dat ruist als het stammetje wordt omgekeerd.
Er werd aan één stuk professioneel gemusiceerd en samen met het publiek gezongen, voornamelijk pijoetim; de teksten werden op papier rondgedeeld. Die gingen soms over de derde Tempel, waar A. en ik beide niet enthousiast voor zijn, dan zongen we maar la-la-la. Op een deel van het balkon stond een grote tafel met koffie en thee, fruit, croissants, rugelach, chocola (en bamba voor de kleintjes). Er kwamen hoe langer hoe meer mensen bij, de sfeer was opgetogen en gezellig rommelig en werd met het later worden meer opgewonden. We kwamen om negen uur binnen en gingen, met enige spijt, weg om half twaalf.
De volgende dag zocht ik op wat ik meer te weten kon komen over Simchat Bet Hasjo’eva. Toen de Tempel nog in Jeruzalem stond, werden er vanaf de tweede nacht van Soekot deze grote vieringen gehouden. Door het jaar heen werd er na het rituele offer een plengoffer met wijn gebracht, (er werd wijn uitgegoten over het altaar). Maar met Soekot werd het altaar zowel met wijn als met fris water overgoten. Dat water werd de avond tevoren door een groep Levieten en Kohaniem met emmers uit de poel van Sjiloach geput en dan in optocht naar de Tempel gebracht. Simchat Bet Hasjo’eva vond alle nachten van Soekot plaats. De priesters staken manshoge gouden kandelaars aan, waarvan het licht in heel Jeruzalem was te zien. De pitten waren gedraaid uit de versleten broeken en gordels van de priesters. Vrome mannen dansten de hele nacht, al dan niet met brandende toortsen, sommige Joodse geleerden waren aan het jongleren, anderen zongen psalmen. De Levieten begeleidden hen op harp, cymbaal en andere instrumenten, terwijl het volk toekeek en genoot. Soekot heet niet voor niets ‘Z’man Simchatenoe’, het Vreugdefeest. In de Talmoed staat: “wie de vreugde van het waterscheppen niet heeft meegemaakt, heeft nog nooit echte vreugde gezien.”
De maandagochtend daarop zat ik met Y. te ontbijten bij Cafit, een leuk café op Emek Refaiem. We gingen maar niet in de soeka op het trottoir zitten, want de hemel was grijs en er was iets van regen voorspeld. Halverwege het luxe ontbijtje ging het heel zachtjes regenen. En daarna harder. Ten slotte een tropische stortbui. Voorbijgangers vluchtten coffee bars en cafés binnen, de meesten liepen nog op sandalen, zonder paraplu. Ons tafeltje stond als een eiland droog op een verder nogal ondergelopen terras. De Soekotgebeden hadden gewerkt (en vergeet de sjamanistische regenstammetjes niet).