Vorige week liep ik ´s ochtends Ida, de Russische buurvrouw van flat 8 tegen het lijf. Ik bedankte haar dat ze, prompt als altijd, de bijdrage voor het bewonerscomité had betaald. (De armste mensen betalen meestal het eerst en bij de rest moet je trekken en zeuren.)
Ida vertelde dat ze sinds maart vorig jaar werkloos is; ze werkte bij een reisbureau en ook haar man is werkloos. Ze krijgen financiële ondersteuning van de regering, dat is 75 procent van je laatst verdiende inkomen, maar in haar geval slechts 65 procent, want “Ik had een hoger inkomen.” Hoger inkomen? Meer dan het minimumloon bedoelt ze misschien, want anders zou het gezin toch niet in een flatje wonen waar de zwarte schimmel op de muren staat, denk ik. Toch is dat inkomensverlies niet het ergste, zegt ze. Het moeilijkste is het om de hele dag thuis te zitten, met man en twee opgroeiende jongens van zo´n elf en dertien jaar. Die twee zijn vanaf vorig jaar maart maar enkele weken naar school geweest vanwege de lockdown. De lessen verlopen nu alleen via Zoom en dat werkt niet best. De leraren gaan uit van de traagste leerlingen en haar twee jongens hebben in een mum van tijd hun huiswerk gemaakt, waarna ze andere dingen doen op de computer, vertelt ze met een gezicht van ‘vraag me niet wat ze uitspoken’. Ze vervelen zich in ieder geval lam.
Wat Ida betreft mist ze vooral de natuur. Ze blijkt uit Riga te komen, de hoofdstad van Letland, en woonde vlakbij de Oostzee. Door de lockdown kan ze niet meer naar Tel Aviv om langs het strand te lopen, haar manier om even tot rust te komen. Ze vertelt dat ze iedere avond vroeg gaat slapen, en dan nemen de jongens, die in de groei zijn, de gelegenheid te baat om de koelkast te plunderen. Daarom stond ze nu net klaar met haar boodschappenwagentje om naar de makolet (buurtsuper) te gaan en de voorraden aan te vullen.
Op 8 januari jongst leden wijdde Haaretz al een artikel aan de armoedeval onder de middenklasse ten gevolge van de coronamaatregelen. Vooral degenen die werkzaam waren in de toeristische sector zijn zwaar getroffen. Sommigen van hen komen niet in aanmerking voor werkloosheidsuitkeringen, of ze kunnen gewoonweg niet rondkomen van wat ze wel aan steun ontvangen. Een 49-jarige toergids, gescheiden, vertelt dat zijn bankrekening leeg is en dat zijn moeder hem helpt met de alimentatie die hij zijn ex-vrouw moet betalen. Hij is nu taxichauffeur in Tel Aviv: “er werken zes of zeven andere gidsen in mijn ploeg”, zegt hij, en hij is bang dat hij ook die baan kwijt kan raken.
Paamonim is een non-profit organisatie die gratis financiële counseling en hulp aanbiedt. Haar cliënten komen meestal uit de armste lagen van de samenleving, zoals gezinnen waarvan de creditcard is ingetrokken door de bank. Sinds de pandemie zijn het vooral mensen die tot nu toe een goed inkomen hadden en dat opeens zijn kwijtgeraakt. Mensen die juist voor het uitbreken van de pandemie een eigen bedrijf waren begonnen, zijn dubbel de klos omdat ze geen beroep kunnen doen op een werkloosheidsuitkering.
Een jonge vrouw (36) had begin februari haar eigen galerie geopend op een mooie plek, tussen het Habima Theater en de Cinematheque, de realisatie van een lang gekoesterde droom. Na de eerste lockdown had ze nog het idee dat het virus was verslagen, ze wist in de periode juni-juli nog twee tentoonstellingen voor een beperkt publiek te organiseren. Nu rest er van haar droom alleen nog een paar stoelen, twee tafels en een koffiezetapparaat in een lege ruimte. De plekken waar ze vroeger werkte, zoals kleuterscholen en kindergroepen, zijn allemaal gesloten. In september heeft ze als klus sinaasappels geplukt. “Het is de eerste keer in mijn volwassen leven dat ik mezelf niet financieel kan ondersteunen”, zegt ze. “Ik heb altijd alles zelf verdiend, maar nu moet ik geld vragen aan mijn familieleden en mijn vriendinnen – anders kan ik geen eten kopen.” Het huurcontract van de galerie loopt af in februari en ze gaat het niet verlengen.
Nog een geval, een gezin met drie dochters. Ze wonen in een huurhuis in kibboets Manara in het noorden van Israël. Hadden land gekocht in een nabijgelegen kibboets om daar een eigen huis te bouwen. Hij was manager in de keuken van weer een andere kibboets; zij werkte voor een non-profit organisatie en daarnaast was ze begonnen met het geven van workshops interpersoonlijke communicatie. Ze hadden geen zorgen. In maart vorig jaar werd hij op ´onbetaald verlof´ gezet, en haar workshops moesten door de lockdown worden afgezegd. Ze weet niet hoe lang ze haar baan bij de ngo nog zal houden en opeens zitten ze in de financiële problemen. Er is geen geld meer voor ook maar de kleinste extraatjes. Ze maken zich zorgen dat ze in de toekomst de bouwkosten voor het eigen huis niet meer kunnen opbrengen.
De verhalen komen overeen met een rapport van het Nationaal Verzekeringsinstituut dat op 21 januari werd uitgebracht. De gemiddelde levensstandaard in Israël is met 22,7 procent gedaald. Ondanks een groot pakket aan regeringsmaatregelen, variërend van eenmalige bonussen tot langdurige werkloosheidsuitkeringen, vallen nu bijna twee miljoen Israëli´s, waaronder 907.000 kinderen, beneden de officiële armoedegrens. De mensen met een eigen bedrijfje hebben de grootste klappen gekregen, bijna 25.000 van hen leven volgens de officiële parameters in armoede. Niet verbazingwekkend tellen de ultra-orthodoxe en de Arabische gemeenschappen de hoogste percentages armen, respectievelijk 49 en 35 procent. In het rapport wordt ervoor gewaarschuwd dat de sociaal-economische impact van het coronavirus nog jaren merkbaar zal zijn. De samenstellers dringen er bij de regering op aan om het sociale vangnet te vergroten en tegelijkertijd stappen te nemen om de werkgelegenheid te stimuleren.
Uitvoerend directeur Weintrob van Latet, een ngo die zich bezighoudt met het bestrijden van armoede en voedseltekorten, voorspelt dat de situatie de komende maanden nog ernstiger wordt, ondanks de grootschalige financiële hulp van de regering, omdat die hulp maar geldt tot en met juni 2021.
Een paar dagen geleden moest ik voor een medisch onderzoekje bij een machon lev (hartkliniek) van Maccabi zijn, die op de vijfde verdieping van het overdekte Malcha winkelcentrum bleek te huizen. Over een leeg parkeerterrein liep ik naar de enige toegang die open was. Binnen was het woest en ledig, er liepen slechts enkele mensen rond. Van de 260 winkels waren de meeste dicht, de zomermode nog op de paspoppen in de etalages. Hier en daar was iets open met etenswaren. Ook smartphonewinkels en een drogisterij hoorden bij de ´onmisbare´ vestigingen. In het midden van de gangpaden waren de uitstalkasten bedenkt met zwarte hoezen, als enorme doodkisten. Ik kwam met de lift op de derde verdieping, zag een glazen overkapping en geen hogere verdiepingen. Na veel dwalen eindelijk een voorbijganger gevonden die mij de weg wees: twee keer linksaf, en je komt bij liften naar de hoogste verdiepingen, die toch bleken te bestaan. Zo lukte het me tenslotte bij een tijdelijke (?) Maccabi-balie te belanden. Een surrealistische ervaring.