Dinsdag 21 mei ging ik op bezoek bij iemand in Tekoa, een kleine nederzetting in Goesj Etzion, ten zuiden van Jeruzalem, buiten de Groene Lijn. Eens in de twee uur gaat er een bus naar toe, die in allerlei nederzettingen stopt en er veertig minuten over doet. Er was me uitgelegd dat ik er sneller kon komen door te liften. Dat was ook zo, ik stond nog geen vijf minuten op het liftplekje aan het einde van Derech Hebron, samen met een vijftal anderen, of ik werd al meegenomen.
De rit duurde een kwartier, door een prachtig heuvelachtig gebied. Ik vroeg mijn liftgever, een jongen met een intelligent, fijnbesneden gezicht, naar eventuele spanningen met de Palestijnse bevolking. Die was er af en toe zei hij, als er op nationaal niveau dingen gebeurden, maar over het algemeen was het rustig. “We vormen werkgelegenheid voor de Palestijnen, ze bouwen onze huizen. De gewone mensen aan allebei de kanten kunnen best samenleven, maar de politieke leiders hebben andere ideeën,” zei hij. Menachem Froman, de non-conformistische orthodoxe rabbijn die goede contacten had met zijn Palestijnse buren en zelfs met Hamas, was er rabbijn. Hij is anderhalf jaar geleden gestorven en sindsdien heeft Tekoa geen rabbijn. “We hebben nog niemand gevonden die hem kan opvolgen, hij was zo speciaal, hij was actief als vredesactivist, hij werd zo gerespecteerd door Palestijnse geestelijken,” zei mijn liftgever. Eén van de zoons van Froman leidt voorlopig de sjabbatdiensten in Tekoa. Hij studeert voor rabbijn, maar zijn vader wordt nog erg gemist. Mijn liftgever had nog een goed nieuwtje: er zou een tweede buslijn naar Tekoa komen, die vaker ging en er minder lang over deed.
Tekoa ligt prachtig, met uitzicht op de woestijn van Judea, en op heuvels met Palestijnse dorpen. Het was er warm, maar er stond ook een aangename bries. Het is een bijzondere nederzetting, in die zin dat het nog steeds een gemengde gemeenschap is, van seculier tot religieus in alle gradaties. Het is mooi aangelegd met veel groen en laagbouw met rode daken. De meeste mensen die ik onderweg zag, leken tot de categorie ‘modern-spiritueel orthodox’ te behoren; de mannen in casual kleding met gehaakte keppeltjes en slordige peies; de vrouwen met korte rokken of hippie-achtige lange, meestal - maar niet altijd - met een soort hoofdbedekking. Maar mijn gastvrouw bijvoorbeeld kwam me tegemoet in een witte broek en een T-shirtje. Het kleine huis waar ze met haar partner woont, maakte een idyllische indruk, omringd door een tapijt van bloeiende planten, dat bij nader inzien uit tal van potten bestond. Het was geen eigen huis vertelde ze, ze hadden lang in Jeruzalem gewoond, maar waren door de hoge huren daar weggetrokken en huurden nu in Tekoa, waar het wel betaalbaar was en waar bovendien meer ‘nabuurschap’ was. Dat was me al eerder opgevallen toen ik in de heuvels nabij Hebron was – er heerst in veel nederzettingen buiten de Groene Lijn een gemeenschapsgevoel zoals je vroeger in de kibboetsiem aantrof – en zonder de verstikkende nadelen van het gedwongen collectief leven. (Maar wel met andere nadelen – je woont er tenslotte in bezet gebied en je kunt een steen of erger door je voorruit krijgen. De eerste keer dat ik voor een cliënt naar bezet gebied moest, in een gepantserde autobus, was ik het liefst op de vloer van de bus gaan zitten. Niemand deed dat, dus ik ook niet, maar ik was opgelucht toen ik veilig en wel was aangekomen). Deze keer had ik dat helemaal niet.
Na mijn bezoek bracht ze me terug naar de plek vanwaar ik weer kon liften. Nu duurde het iets langer, het was avond en er was minder verkeer, maar binnen een kwartier kreeg ik samen met een andere vrouw toch een lift, weer van een vriendelijke modern-orthodoxe jongeman die ons tot Har Homa bracht, een buitenwijk van Jeruzalem, vanwaar de stadsbus me tot op loopafstand van mijn huis bracht. Jeruzalem leek opeens vol en druk en smerig, vergeleken met het idyllische Tekoa. Maar ja, dat ligt buiten de Groene Lijn …