Mijn eerste bezoek aan Berlijn vond plaats in 1967. Met een groep ASVA-studenten waren we uitgenodigd voor het Internationaal Communistisch Jeugdfestival in Sofia, Bulgarije. Er was tevens een aantal linkse kopstukken uitgenodigd: politicus Wouter Gortzak, schrijver Harry Mulisch, componist Peter Schat en politicologe Fenna van den Burg die per vliegtuig reisden. Het studentenvoetvolk werd vervoerd per trein en Oost-Berlijn was slechts een tussenstop. We sliepen in een school op veldbedden en werden, voor zover ik me herinner, beziggehouden met lezingen en met een boottocht over de Spree. Het Berlijn dat we zagen was een stad van grauwe woonkazernes. De weinige vrije tijd die we hadden, brachten mijn vriendin Jolande en ik door met het kopen van voor ons spotgoedkope, boeken en platen. Ik heb er ‘Lieder der Arbeiterklasse’ van Ernst Busch aan overgehouden, en een opname van Bertold Brecht’s Dreigroschenopera met Lotte Lenya.
Deze zomer ben ik opnieuw een paar dagen in Berlijn geweest, voor het eerst sinds de val van de Muur. In een zijstraat van de Kurfürstendamm, achter hotel Savoy waar wij logeerden, vonden we, op zoek naar een volgens de kaart bestaande synagoge, een grote Joodse boekwinkel met een ruim assortiment, zo’n winkel waar we in Amsterdam alleen van kunnen dromen. Berlijn blijkt inderdaad de bruisende stad te zijn geworden waar iedereen het over heeft, met wijken als Kreuzberg en Prenzlauerberg die me aan Tel Aviv deden denken, met veel koffietentjes, kleine boekwinkels,
antiquariaten, een sieradenwinkel waar je wegdampte van de oosterse wierook, en een luxe biologische voedselmarkt. Brede straten en mooi gerenoveerde hoge huizenrijen, waar de appartementen nog te betalen zijn. Voor westerse begrippen tenminste, een deel van de oude Duitse en Turkse bewoners is door de stijgende huizenprijzen verdreven. Ik kan me goed voorstellen dat honderden Israëlische jongeren in Berlijn hun thuis hebben gevonden. Fietsen huren is een slimme methode om in korte tijd veel van Berlijn te zien en het leuke is dat je hier op de brede trottoirs mag rijden, dat zagen we tenminste iedereen doen en niemand zei er iets over.
De synagoge in de wijk Prenzlauerberg ging al sluiten toen we die eindelijk per fiets bereikten en het ‘kosher style’ restaurant dat daar tegenover lag, had op de kaart een ‘taboe-overschrijdend’ Schweinefleisch-gerecht gezet, reden voor ons om ergens anders te gaan eten, op het Käthe Kollwitzplein, vlakbij een park met een uit 1877 daterende watertoren. Na de machtsovername van de nazi’s gebruikte de S.A. in het voorjaar van 1933 het machinegebouw bij de toren als een ‘wild’ concentratiekamp voor politieke gevangenen (Joden, communisten, socialisten) die daar gevangen gezet, gemarteld en vermoord werden Er is geen spoor van dat gebouw over, het werd in 1935 opgeblazen, alleen de toren bleef behouden. Die informatie is op een bord in het park te lezen. Over het algemeen wordt de bruine geschiedenis in Berlijn niet onder het tapijt geveegd, is mijn indruk: de teksten, foto’s en verklarende borden kom je op veel plekken tegen.
Na Berlijn is het weer wennen aan Jeruzalem. Het is altijd even een cultuurshock. Op Machanee Jehoeda, de markt, heerst een feestelijke chaos. Er wordt nu al gesleept met boodschappen voor Rosj Hasjana. De verse rode rimoniem (granaatappels) liggen op stapels bij de fruitkramen. Potten met donkere en lichte honing concurreren met opgestapelde honingcakes met amandelen. Van allerlei kanten klinkt het klaaglijk geluid van sjofars (ramshorens) waarop wordt geoefend door religieuze mannen.
Op verschillende aanplakborden in Jeruzalem zijn posters verschenen met portretten van mensen, Joden en Arabieren, vrouwen en mannen, en daaronder de tekst: We are here - anachnoe k’han – en hetzelfde in Arabisch. De eerste foto’s die ik zag, van een baardige rebbe en een vrouw met een hoofdbedekking als de koningin van Sjeba, deden me aanvankelijk denken dat ik met een actie van kolonisten te maken had. Maar daarna zag ik andere foto’s, van Arabische vrouwen, van een Ethiopiër, van tieners met woeste krullen, en ontdekte ik dat het een campagne is van de Jerusalem Season of Culture, een kunstinstelling, met de bedoeling om stem te geven aan de gematigde meerderheid in de hoofdstad. Als tegenwicht voor de spanningen en rellen van de afgelopen maanden tussen Joodse en Arabische inwoners. Boven de portretten hangt een poster met een tekst, in het Hebreeuws, Arabisch en hier en daar ook in het Engels:
We are here to replace destruction with creativity.
We are opening our doors, walking out into the streets
and taking up positions in town plazas to declare: We are here.
We are here to turn the light on.
We are here to repair what is broken.
We will now shout out the voice of hope.
We are here to oppose evil, hatred and violence.
We are here because the message will emanate from us.
We are here because we have been silent for too long.