Dinsdagavond 15 juli zat ik met een dierbare Nederlandse vriendin op het door charediem overbevolkte ´terras´ van wat we aan zagen voor een glatt-koosjer restaurant, genaamd Ice Story, maar dat bij nadere beschouwing een enorme snackbar was. Het aanbod bleek voornamelijk te bestaan uit pizza´s, pasta´s, salades, friet en ijs. Aan lange tafels zaten grote charedi gezinnen met hun talrijke kroost (veel druipende ijsjes met chocoladesaus), aan kleinere tafels jonge paren die nog aan de kinderen moesten beginnen, jesjiwe-bochers idem, en een groep teenage meisjes die hun lange haren nog niet hoefden te bedekken.
We waren er in gepaste kleding met z´n tweeën op uitgestuurd om een tafel voor tien personen te bemachtigen, want we zouden met chassidische familieleden van een dierbare vriendin samen eten. De tafelbladen voelden kleverig aan, waarschijnlijk door gebrek aan personeel om de etensresten te verwijderen. Het was er lawaaiig, een mobiel telefoongesprek kon je er niet voeren, maar het was wel een vrolijk rumoer. Ruim een uur lang zaten we als cerberussen onze lege kleverige tafel te beschermen, terwijl de familie maar niet verscheen. Per mobieltje waren ze ook niet bereikbaar. Niet alleen begonnen we ons asociaal te voelen, we werden ook lichtelijk ongerust; hadden ze hun plannen veranderd, was er iemand plotseling ziek geworden, was er sprake van een voortijdige bevalling, maar waarom belden ze ons dan niet even?
Ten slotte besloten we zelf maar even een gerechtje te delen en terug naar huis te gaan. Op straat bleek het nog drukker te zijn dan in de eetgelegenheid. Waren we nou in Kiryat Sanz, Kiryat Mattersdorf, of nog in Romema? En welke kant moesten we op, waar was naar huis¬? De straten met nieuwe hoogbouw leken allemaal op elkaar en rijen bussen en taxi´s stonden er af en toe bewegingloos bumper aan bumper. Ik had de term '”bein hazmaniem' opgevangen en begreep plotseling waarom het zo druk was, dit was de vakantieperiode van drie weken tussen Tisja beAv en de eerste van de maand Eloel voor alle studenten aan jesjiwot (Talmoedscholen) en dat werd gevierd. Toen we verschillende mensen vroegen welke richting we moesten nemen naar het centrum van Jeruzalem bleken de meesten dat niet te weten, helemaal niet uit de buurt te komen, er waren opvallend veel Amerikanen onder.
Terwijl we moedeloos bij een bushalte zaten te wachten op een niet verschijnende bus sprong opeens een jonge man in wit overhemd en zwarte pantalon gymnastisch over de afscheiding midden op de weg, terwijl hij “Kijk, oma!” uitriep. De familie was eindelijk aangekomen in de Ice Story en de zoon van de dierbare vriendin had ons op wonderbaarlijke wijze weten te vinden in de mensenmassa. Er was lang oponthoud geweest in de binnenstad vanwege demonstraties vertelde hij, overal loeiden sirenes, en misschien was het internet ook gestoord, want hij had zijn moeder alsmaar niet kunnen bereiken. In no time waren we omringd door de kleinkinderen, jongetjes met open gezichtjes, en zwarte krullende peijes, hun zusje met even donker haar en een schoonzus met een Afrikaans aandoende hoofdtooi en een baby op de arm, allemaal – bli ajin hara – even ontroerend blij kletsend en onschuldig ogend.
Het was alsof we ons op een andere planeet bevonden en ik dacht later wel: ik heb de toekomst van Jeruzalem gezien, en die is schwartz (charedi).