De eerste keer dat ik Ehud Olmert zag, ik denk in 1991, bracht hij een bezoek aan het Misgav Ladach ziekenhuis; hij was toen minister van Volksgezondheid. De uit Afghanistan afkomstige manager van het kraamziekenhuis leidde hem rond en toonde hem alles waar hij trots op was, de privé-kamers waar vrouwen ‘op natuurlijke wijze konden bevallen’, de rozentuin, de gebrandschilderde glazen toegangsdeuren ... in de hoop op een regeringssubsidie, want Misgav Ladach was een particuliere onderneming. Uit Olmerts cynische glimlach bleek al dat hij de geldkraan dicht zou houden; misschien had hij dóór dat de manager zelf nogal diepe zakken had?
Later werd Olmert burgemeester van Jeruzalem, hij won de strijd van de vermaarde Teddy Kollek, die inmiddels erg oud was geworden. In die jaren kon men Olmert in Jeruzalem ‘s ochtends joggend voorbij zien komen, in een trainingsbroek, als een gewoon mens. Hij had een aardige vrouw, Aliza, linkser dan hij, artistiek en sociaal bewogen. Wel leek hij meer bezig met Jeruzalem als centrum van de nationale politiek, dan met het onderhouden en ontwikkelen van de stad zelf. De positie van minister van industrie, handel en arbeid leek een logische verdere stap op de politieke ladder. Na de onverwachte beroerte van Arik Sharon werd Olmert beroepen tot het premierschap. En hij was niet zo’n slechte minister-president – hij hield de coalitie goed bij elkaar en hij onderhield goede betrekkingen met buitenlandse leiders. Alleen bij de inval in Libanon, de Tweede Libanon-oorlog, liep het goed mis.
Afgelopen maandag, 1 april 2014, werd Ehud Olmert (nu 68) veroordeeld in een rechtszaak die bekendstaat als ‘de Affaire Holyland’. Rechter David Rosen van de arrondissementsrechtbank van Tel Aviv (waar Olmert tegenwoordig woont) verklaarde hem in een ongewoon felle uitspraak schuldig aan twee aanklachten van omkoping. Hij sprak van ‘een van de grootste corruptieschandalen in de geschiedenis van Israël’. Als burgemeester van Jeruzalem blijkt Olmert aanzienlijke bedragen aan smeergeld te hebben aangenomen, in ruil voor hulp aan de projectontwikkelaars van het luxueuze Holyland wooncomplex. Er werden bestemmingsplannen voor gewijzigd, zodat er nu een monsterlijk complex staat, met een waanzinnig hoge toren, een complex dat het uitzicht van minder gegoede burgers voorgoed verpest.
Kroongetuige in de zaak was zakenman Shmuel Dechner, die op verzoek van Olmert een half miljoen sjekel uitbetaalde aan Jossi Olmert, de jongere broer van de burgemeester, die in financiële moeilijkheden zat. Dechner heeft de uitspraak niet meer meegemaakt, hij is in maart 2013 overleden. Naast Olmert werden nog acht anderen veroordeeld, onder wie oud-burgemeester Uri Lupoliansky, de ultra-orthodoxe opvolger van Olmert, eveneens voor het aannemen van smeergeld, en Hillel Charney, eigenaar van het Holyland complex, voor het omkopen van hoge ambtenaren. Vijftien jaar lang werd Jeruzalem dus bestuurd door twee corrupte burgemeesters, gesteund door een hele staf corrupte ambtenaren. Als eenvoudige burger kon je dat ook een beetje zien; ik herinner me een bushokje op de Ben Zakaistraat waar in een bankje een plastic zitting ontbrak, al die vijftien jaren stond het er als een verwaarloosd gebit bij, pas met de komst van Barkat werd het gerepareerd, en zo was het op veel plekken in de stad. De aanleg van de sneltram die jaren vertraging had opgelopen en voor chaos in het centrum van de stad zorgde, werd door ingrijpen van Barak tenslotte voltooid. Lupoliansky gebruikte zijn smeergeld tenminste nog voor zijn favoriete project, de nieuwe sjieke behuizing van Yad Sarah, het instituut dat rolstoelen en ander revalidatiemateriaal uitleent aan hulpbehoevende Jeroesjalmi’s, en dat vroeger was gehuisvest in twee afgedankte bussen op het terrein van het Bikoer Cholim ziekenhuis. Olmert schijnt zijn extra inkomsten voornamelijk te hebben aangewend voor vakantiereizen met zijn gezin, eerste-klas vliegtickets, dure sigaren en een verzameling luxe vulpennen.
Olmert werd in twee eerdere rechtszaken wegens gebrek aan bewijs vrijgesproken: de Risjon Tours affaire, waar hij zich dubbel zou hebben laten betalen voor vliegreizen, zowel door de regering als door buitenlandse liefdadigheidsinstellingen; en de Talansky Affaire, waarbij een Amerikaanse zakenman hem enveloppen met tienduizenden dollars zou hebben gegeven, bestemd voor Olmerts verkiezingsfonds, maar besteed aan voornoemde vliegtickets, luxe hotels, etcetera. Olmerts bureauhoofd en persoonlijke assistente, Shula Zaken, heeft hem bij die rechtszaken steeds uit de wind gehouden en de schuld op zich genomen; ze verklaarde bijvoorbeeld dat haar werkgever onkundig was van de dubbele declaraties. Maar om een of andere reden heeft ze op het laatst besloten Olmert niet langer te beschermen, en nieuwe belastende feiten te bekennen, in ruil voor strafvermindering voor haar zelf (een plea bargain). Op basis van haar nieuwe bewijsmateriaal – zo heeft ze geluidsopnames overlegd van telefoongesprekken die Olmert ten tijde van de andere rechtszaken met haar voerde – wordt er een nieuwe rechtszaak tegen hem geopend, waarbij het gaat om ‘belemmering van de rechtsgang’, een ernstige aanklacht. Rechter Rosen heeft inmiddels verklaard zich niet gebonden te achten aan de belofte dat Shula Zaken in ruil voor haar medewerking slechts elf maanden gevangenisstraf zal krijgen. Ook Olmert kan rekenen op gevangenisstraf, journalisten speculeren over een straf variërend van één tot zes jaar.
Het gaat hier natuurlijk niet alleen om de corruptie van één man, of zelfs van een aantal mensen. Het wijst er op dat corruptie diep is doorgedrongen in de politieke elites, in de top van het zakenleven, van de bouwwereld, in de top van kranten en televisie. Er worden in de pers nu vergelijkingen gemaakt met Hercules, de Griekse held die de Augiasstallen moest uitmesten. In Israël is Hercules in die zin nog maar net begonnen aan zijn taak. Laten we om te beginnen de Holyland Tower een passender naam geven: Migdal Mammon, de Toren van Mammon.