Na een aantal bijzonder warme voorjaarsdagen waarop je met sandalen kon rondlopen, is het weer winter geworden in Jeruzalem, regen en storm. Als ik op straat loop, zie ik dat die bezaaid ligt met afgewaaide amandelbloesems. En er kwam nog een ander soort storm op.
Vanuit Syrië vloog afgelopen zaterdagochtend een vijandelijke drone over de grens. Die werd na anderhalve minuut neergeschoten door de waakzame Israëlische luchtmacht. Incident gesloten zou je denken, misschien een klacht indienen bij de Verenigde Naties, niet dat dat helpt, maar het is in ieder geval een protest. Maar nee, er volgde een actie, de trailer waar de drone vandaan kwam, werd gebombardeerd. Bij de terugkeer werd een Israëlische F-16 straaljager geraakt door Syrische luchtafweerraketten. Het toestel stortte neer midden in Israël, vlakbij de antroposofische kibboets Hardoef; beide piloten zijn er op het nippertje uit geparachuteerd, de een was vrij zwaar gewond, de ander kwam er met lichte verwondingen van af. Bij een tweede aanvalsronde zijn naar verluidt Iraanse en Syrische militaire installaties vernietigd, ongeveer de helft van de Syrische luchtafweer.
Ben ik nou de enige die vindt dat Netanjahoe en minister van Defensie Lieberman zich gedragen als jongetjes die als ze een klap krijgen, de ander meteen in elkaar willen timmeren? Is het gewoonweg neerhalen van die drone niet voldoende? Ook al is bekend dat er via Syrië geavanceerde wapens worden gesmokkeld naar Hezbollah in Libanon en ook al heeft de luchtmacht daar eerder al acties tegen ondernomen. Nu is er een gevechtsvliegtuig van miljoenen dollars verloren gegaan, een dure actie voor een drone. Er hing een escalatie in de lucht, totdat Poetin een telefoontje pleegde met Bibi, om duidelijk te maken dat deze in Syrië met Rusland van doen heeft. Oorlogsdreiging voorlopig afgeblazen.
Voor de afwisseling goed nieuws: De Israëlprijs voor literatuur is dit jaar toegekend aan David Grossman, schrijver en vredesactivist die zijn mening niet onder stoelen of banken steekt. Tegelijkertijd is hij de meest beminnelijke, zachtmoedige Israëli die ik ken. Ik heb een keer de gelegenheid gehad hem uitgebreid te interviewen ter gelegenheid van zijn roman Jij bent mijn mes. Ik had een bandrecorder geleend om het gesprek op te nemen, en kon daar niet goed mee overweg. Grossman hielp me door op de juiste toetsen te drukken en nam mijn gêne – ziehier een journaliste die niet eens een bandrecorder kan bedienen – weg door te zeggen: “ik heb bij de radio gewerkt, daarom kan ik dat.” Hij is de eerste Israëli die, in 2017, de Internationale Man Booker Prize won, voor zijn laatste roman, in het Nederlands vertaald als Komt een paard de kroeg binnen. Dit boek, over de avondvoorstelling van een stand-up comedian, is het eerste boek van hem waar ik niet dóór kon komen – ik vond het te schrijnend, te wreed. Ik kreeg het van een vriendin die het na een aantal pagina’s ook had opgegeven. Het is het boek dat Grossman heeft geschreven nadat zijn zoon is gesneuveld. Ik heb het in een van de gratis boekenstands in Jeruzalem neergezet, waar het na een dag al was meegenomen.
Grossman heeft nu een noodkreet aan de Israëlische bevolking gepubliceerd:
“Vanaf de plek waar ik nu sta, vraag ik iedereen die luistert, de jongeren die terug zijn uit de oorlog, die weten dat zij degenen zijn die de prijs van de volgende oorlog zullen betalen; de Joodse burgers en de Arabische burgers, de rechtse en de linkse mensen, de seculieren en de religieuzen –
“Stop even.
“Aanschouw de afgrond. Bedenk hoe dichtbij we er zijn om te verliezen wat we hier hebben opgebouwd. Vraag u af of het geen tijd is om onze zelfbeheersing terug te krijgen, om uit deze verlamming te komen, om eindelijk het leven terug te winnen dat we verdienen.”