Geschiedenis is een ding, de geschiedenis van de geschiedenis een ander ding. Veel geschiedschrijving heeft zijn eigen geschiedenis.
Niets is zo gevaarlijk als de gedachte dat feiten uit het verleden klaar liggen om verzameld te worden en na verzameling automatisch het verhaal opleveren wat erbij hoort. Het blijkt dat de feiten vaak op meerdere manieren geordend en gepresenteerd kunnen worden en dat de wijze van presentatie veelal ideologisch bepaald is en onderwerp kan zijn van heftige strijd.
Zo kent de officiële geschiedschrijving van Nederland in de Tweede Wereldoorlog zijn eigen voorgeschiedenis. Nu denken we daarbij onmiddellijk aan Loe de Jong omdat hij het grote veertiendelige werk daarover heeft uitgebracht. Maar aanvankelijk, rond 1950, was het de bedoeling dat vertegenwoordigers van de vier zuilen in gezamenlijkheid de geschiedschrijving ter hand zouden nemen. Hiervoor werden de liberaal Brugmans, de socialist Brandt, de katholiek Rogier en de protestant De Pater aangezocht.
Waarschijnlijk was dit plan ingegeven door het optimisme over een na-oorlogse doorbraak en betere samenwerking tussen de zuilen. Maar begin jaren vijftig kwam de verzuiling keihard terug. Katholieken mochten geen lid meer zijn van een socialistische vakbond en VARA-medewerkers mochten niet naar de AVRO luisteren. In dat klimaat was geschiedschrijving over de oorlog door vertegenwoordigers van de vier zuilen te veel gevraagd, zo ideologisch gekleurd waren hun perspectieven of achterbannen. Toen het viertal in 1954 constateerde dat ze er niet uitkwamen, kreeg RIOD-directeur Loe de Jong de opdracht. Hij was een relatieve buitenstaander, althans wat de verzuiling betreft.
Het werk van de nieuwe historici in Israël is ook niet zonder slag of stoot tot stand gekomen.
Benny Morris bijvoorbeeld deed in 1982 als jonge Israëlische journalist en historicus onderzoek naar het optreden van de Palmach, een Joodse gevechtseenheid, in de jaren veertig. Daartoe kreeg hij van de legerleiding toegang tot geheime Palmach-documenten.
Morris ontdekte aan de hand van die documenten dat Israël in 1948 een serie gruwelijkheden - massamoorden, vernietigingen en verkrachtingen - tegen de Palestijnse Arabieren had begaan. Dat was schokkend nieuws en in strijd met de officiële Israëlische visie op het ontstaan van de Joodse staat. Daarom werd Morris verdere toegang tot de Palmach-archieven ontzegd.
Maar op basis van de Israëlische archiefwet werden in datzelfde jaar geheime documenten uit de Israëlische staatsarchieven vrijgegeven en tien jaar daarna ook die uit militaire archieven zodat Morris zijn onderzoek toch nog kon voortzetten. In Morris’ boeken werden veel van zijn allereerste, schokkende bevindingen bevestigd.
Benny Morris is nu hoogleraar geschiedenis aan de Ben Goerion Universiteit. Andere New Historians die met lastige waarheden kwamen, zoals Ilan Pappé of Avi Shlaim, bleven in Israël last houden van pesterijen of uitsluiting. Zij werken tegenwoordig aan Engelse universiteiten.
Geliefd werden de New Historians dus niet, maar ze worden beschermd door de (archief)wet en blijken soms door te kunnen dringen tot het academische establishment. Zo verlicht is Israël kennelijk wel.