Eén artikel uit de krant, en je hebt een heel jaarprogramma in de hand.
In NRC Boeken werd afgelopen weekend het boek Mijn beloofde land. De triomf en tragedie van Israël besproken, van de hand van Ari Shavit. Het gaat over Israël en zijn geschiedenis, en de auteur doet een poging zich daar zo open en eerlijk mogelijk over uit te spreken.
In het boek, en daardoor ook in de bespreking, wordt een aantal opmerkelijke vragen gesteld. Rare vragen of rake vragen, ik weet het nog niet. In ieder geval vragen die bij mij een explosie van weer verdere vragen teweeg brengen.
Zo staat ergens in de kop: ‘Hoelang bestaat Israël nog?’ Dat is toch een opmerkelijke vraag. In ieder geval heb ik die nog nooit horen stellen ten aanzien van Spanje of China of Nederland. Waar komt die vraag uit voort? En wat betekent dat voor de inwoners van een staat, als het bestaan ervan kennelijk als wankel beschouwd kan worden? Rechtvaardigt dat verregaande veiligheids- en demografische maatregelen om het bestaan veilig te stellen? Of ondermijnen die maatregelen juist de acceptatie van die staat door anderen, en daarmee de stabiliteit?
Nog zo’n uitspraak die tot veel verder vragen aanleiding geeft. Shavit schrijft, dat als zijn overgrootvader Engelsman was gebleven, zijn nageslacht geassimileerd zou zijn. Shavit zou dan waarschijnlijk half-Joods zijn geweest ‘en een minder rijk innerlijk leven hebben gehad’. Hebben Joden dan in het algemeen een rijker innelijk leven dan niet-Joden? Waar baseer je zo’n uitspraak op? Speelt hier het begrip ‘uitverkiezing’ een rol? En wat doet het met niet-Joden die dat lezen? Wekt dat misschien verontwaardiging, of juist afgunst op? Is daar mogelijk een verbinding met antisemitisme?
Het is duidelijk, ik moet dat boek nodig gaan lezen. En al bij voorbaat heb ik genoeg vragen om een heel nieuw jaar mee te vullen.