Een rare vermenging van sferen was het wel, de Open Joodse Huizen-dag op 3 mei in Bergen op Zoom. Van elk van de beide sferen op zichzelf, de Bergse en de Joodse, wist ik al het nodige. Maar door de combinatie ervan kreeg ik ineens allerlei nieuwe doorkijkjes aangeboden. Zo wist ik niet dat Walter Süskind van 1938 tot 1942 woonde aan de Burgemeester Mathonstraat in Bergen op Zoom.
Beide sferen zijn me misschien wel even dierbaar. De Bergse omdat ik daar opgegroeid ben en volop gevoed door ‘Het jubelstadje aan de Schelde’, zoals Anton van Duinkerken het noemde. De Joodse vanwege de warmte en de levensoriëntatie die hij biedt. Waarbij de twee sferen een forse portie chauvinisme met elkaar gemeen hebben.
Maar los daarvan konden ze ook in Bergen op Zoom wel erg ver uit elkaar liggen. Zoals vorige week bleek toen een spreker met een zekere vanzelfsprekendheid over een Joodse jeugdvriend opmerkte: “Daar kon hij ook niets aan doen, dat hij Joods was. Het had mij ook kunnen overkomen als ik ergens anders geboren was.” Deze man, zoals hij daar sprak, was nog steeds zichtbaar aangedaan door wat zijn vriendje destijds moest ondergaan. Maar levensbeschouwelijk leek er niet veel plaats te zijn voor een volwaardige appreciatie van zoiets als jodendom.
Dat laatste is waarschijnlijk ook te veel gevraagd voor de generatie die opgroeide voor de oorlog. Ook al was in Bergen op Zoom, vanwege de Zeeuwse en staatse invloeden op het garnizoensstadje, de invloed van de clerus niet zo oppermachtig als in de rest van Brabant.