“We moeten niet vergeten, in de schok van dit moment, dat deze terreur voor Franse Joden al veel langer aan de gang is. Al ruim vóór Charlie Hebdo, in 2015, werden er specifiek op Joodse doelen aanslagen gepleegd.”
Beatrice de Graaf wilde dit per se even gezegd hebben toen ze als terreurdeskundige werd geïnterviewd bij Nieuwsuur over de aanslag op Samuel Paty. De Graaf doelde onder andere op aanslagen in Toulouse (2011), Sarcelles (2012) en de koosjere supermarkt In Parijs (2015). Dit loopt in de pas met het overzicht van de AIVD van aanslagen in Westerse landen sinds 2004, waaruit blijkt dat vijf procent gericht was tegen Joodse doelen. Dat is een hoog percentage, zelfs voor Frankrijk waar relatief veel Joden wonen, maar toch niet meer dan één procent van de bevolking. Niet voor niks vindt er vanuit Frankrijk veel migratie plaats naar Israël.
Waarom wilde De Graaf hier nadrukkelijk de aandacht op vestigen, nu het in de maand oktober 2020 (met de aanslagen op het voormalige pand van Charlie Hebdo en op Samuel Paty – die op de kerk in Nice moest nog komen) niet direct om Joden ging?
Allereerst, denk ik, om te wijzen op mogelijk selectieve verontwaardiging in de reactie van de autoriteiten. De regering Macron spreekt zich nu zeer krachtig uit en neemt ingrijpende maatregelen. Het is waar, een docent vertegenwoordigt de Franse Republikeinse waarden op een plek waar het er echt toe doet: de school. Maar was die collectieve verontwaardiging ook niet op zijn plaats geweest toen het voor een groot deel om Joden ging?
Daarnaast, veronderstelde ik, gaat De Graaf misschien uit van de opvatting van Joden in de diaspora als kanaries in de kolenmijn. Dat wil zeggen: als zich in het Westen gewelddadige groepen formeren zijn hun acties in eerste instantie relatief vaak op Joden gericht. Denk niet dat het geweld tot hen beperkt zal blijven, de hele samenleving moet eraan geloven. Maar de Joden zijn onder de eersten die dat ondervinden, en fungeren daarmee als graadmeter voor naderend onheil in de samenleving.