Geschreeuw, emotie, grofheden, ze zijn in de Israëlische politiek niet van de lucht, tot in het parlement toe. Niet iedereen houdt daarvan, maar velen hebben toch het gevoel dat het tekort aan fatsoen en vormelijkheid wordt gecompenseerd door een vanzelfsprekend saamhorigheidsgevoel rondom gedeelde, positieve waarden.
Zelfs het ontbreken in Israël van bepaalde formele staatsrechtelijke noties kan worden uitgelegd als compenseerbaar door een gedeelde identiteit. Zo meent bijvoorbeeld de Arabisch-Israëlische Lucy Aharish: “Twintig keer wordt het Joodse volk genoemd in de Onafhankelijkheidsverklaring. Het woord democratie geen enkele keer. En dat hoefde misschien ook niet, omdat in de Joodse waarden iets zat dat sterker was dan dat”, namelijk een Joods identiteitsgevoel waarin bekendheid met vreemdelingschap en verstoting een centrale plaats inneemt. Overigens deed zij die uitspraak omdat een nieuwe wet, de chok hale’oem, lijnrecht in lijkt te gaan tegen die geprezen Joodse waarden.
Inmiddels is ook in Nederland het geschreeuw niet meer weg te denken, al heeft dat ons parlement nog niet bereikt. Bas Heine constateert naar aanleiding van de recente verkiezingscampagne dat de breuklijnen in de samenleving weer dieper zijn geworden. “We moeten het debat terugveroveren op het geschreeuw.” Maar, anders dan in Israël, ziet Heine dat geschreeuw voortkomen uit juist een gebrek aan verbondenheid. Het gewenste debat zou precies moeten gaan over vernieuwing van gemeenschap en samenhang. “Wat bindt een individu aan de samenleving waar hij deel van uitmaakt? Wat hebben wij met elkaar te maken? Wat zijn we aan elkaar verschuldigd?”
Nelleke Noordervliet wijst op de grote rol van sociale media in het ontsporen van het debat: “Sinds hun opkomst hebben de sociale media een heel andere betekenis gegeven aan het woord ‘sociaal’. We zitten midden in de storm van identiteiten. Elke discussie wordt erdoor gekleurd en abrupt beëindigd. De boze burger, de verliezer van de globalisering, de nazaat van slaven, de migrant, de lhbt’er: identiteit is een banier, een excuus, een wapen. De emoties gieren over het internet.”
Maar juist op dat punt van de emoties lopen de visies van Heine en Noordervliet uit elkaar. Noordervliet moet er niets van hebben. “Altijd wordt naar emotie gevraagd, op het gevoel gespeeld, worden tranen aangeboord, alsof een gebeurtenis alleen maar bestaat in en dankzij de gevoelens die ze oproept. Terwijl die permanente aandacht voor de emotie de oplossing van een probleem flink in de weg kan staan. In wezen is emotie een oppervlakkig fenomeen, dat ons het zicht op de complexe werkelijkheid ontneemt.”
De categorie van het emotionele, door Noordervliet aangewezen als de oorzaak van nationale malaise, is in de visie van Heine precies wat we tekortkomen. Er is naar Heines smaak een teveel aan anonieme, keurige, abstracte kaders in Nederland en een gebrek aan gevoel daarbij. Het ontbreken van gemeenschappelijkheid is vooral een diep gevoeld tekort, een emotie dus. Vandaar dat “een touwtje door de brievenbus” zoveel kan losmaken. Het gaat om een gemis: “Juist dat gevoelde gebrek aan samenhang, aan werkelijk contact met iets dat groter is dan jezelf, veroorzaakt zoveel geschreeuw langs elkaar heen.”
Het zal duidelijk zijn: emotie als onbehouwenheid wordt door zowel Heine als Noordervliet afgewezen. Maar Heine heeft wat mij betreft een punt als hij zegt dat emoties – de goede dan – wel een plek moeten krijgen in een staatsbestel en nationale cultuur.
Voor Israël zou dan weer het omgekeerde kunnen gelden: aan emotie – ook de goede – geen gebrek, maar, juist voor de borging ervan, zou het daar de moeite lonen om er een steviger staatsbestel omheen te bouwen. Denk aan een grondwet, en aan basisrechten die opportunistische wetgeving tegen kunnen houden.