De filosoof Ad Verbrugge sprak laatst over de versnippering van onze aandacht als gevolg van de virtualisering van ons leven. Hij slaat de Wii-games en computerspelletjes van zijn zoontje gade en koppelt dat aan de geestelijke fragmentatie en rusteloosheid die hij in de samenleving waarneemt. “Kijk naar het zappen, naar het ‘copy-pasten’ van flarden tekst; ons vermogen tot concentratie neemt af en daarmee de kwaliteit van levensuitingen”.
Dit klinkt al gauw als een moralistisch praatje van een man van middelbare leeftijd over de jeugd van tegenwoordig. Behalve dan dat Verbrugge aangeeft dat hij het zelf ook leuk vindt om met zijn zoontje een potje te Wii-en.
Los daarvan ben ik het wel met hem eens: concentratie is gewoon ook iets heel prettigs. En virtualiteit heeft iets onbevredigends: het is niet echt, alsof je kunt geloven wat je zelf wilt en verzint.
Zoals, volgens een andere filosoof, gebeurt in het polytheïsme. De vele goden die in sommige culturen naast elkaar bestaan zijn volgens Marc de Kesel te beschouwen als de producten van onze uiteenlopende fantasieën en oververhitte dromen.
Dat geldt trouwens net zo goed voor de monotheïstische God, maar het verschil is dat die niet toestaat dat we geloven wat we willen. Die dwingt ons ertoe ons te verhouden tot een ondeelbare werkelijkheid waarmee we het met ons allen en met God moeten doen.
Dat heeft iets despotisch, aldus De Kesel, en daar heeft het monotheïsme zijn slechte reputatie aan te danken. Maar het verschaft tegelijkertijd de mogelijkheid tot concentratie. En tot het uitdiepen van een relatie: doordat de twee partijen geen escape hebben en het met elkaar moeten doen, ontstaat er ontwikkeling. De twee partijen kunnen elkaar bekritiseren, dat behoort tot de rechten binnen het verbond dat God en de mensen met elkaar sluiten. Doordat mensen God bekritiseren eren zij hem juist. En waar mensen kritisch worden, is het bestaan meestal niet virtueel meer. Het echte leven is dan zeer dichtbij.
Dat brengt me terug bij Verbrugge. Want in zijn overdenking van de tegenstelling tussen virtueel en echt vraagt hij zich op een gegeven moment af: “heeft dat zogenoemde echte leven dan niet te maken met verbinding? Zoals wij het woord ergens ook gebruiken in de uitdrukking ‘in de echt treden’?”
Ook daar geldt dat je maar een beperkt aantal zijpaden kunt inslaan, dat je niet altijd kunt geloven wat je zou willen geloven.