Ik ben Joods, maar ik vraag me regelmatig af of ik wel tot dezelfde traditie behoor als degenen die benadrukken het uitverkoren volk te zijn en daarom de Westbank opeisen; of die dromen van een Groot Israël; of die Moslims willen weren van de Tempelberg en daarvoor, aldus oud-Mossad-chef Shavit, zelfs een nieuwe verwoesting van Jeruzalem en een nieuwe ballingschap willen riskeren.
In ieder geval ben ik het met deze standpunten volstrekt oneens, en ben geneigd daarin het slechtste te zien opduiken van wat religie kan zijn. Daartegenover benadruk ik graag het goede van de traditie waar ik bij hoor.
Wat mij betreft is de kern daarvan de focus op leren. Maar daarmee zeg ik het niet precies genoeg want, juist met het oog op de ontsporingen die ik constateer, blijkt dat sommige vormen van leren beklemmend en betekenisloos kunnen worden. De goede vorm van leren die ik op het oog heb is eigentijds leren dat levengevende impact heeft.
In de formatieve jaren van de rabbijnse traditie (zeg maar van de tweede tot de achtste eeuw van de gewone jaartelling) had het leren dat constructieve karakter. Dat leren had de vorm van studie van de overgeleverde mondelinge en schriftelijke teksten, met de bedoeling daaraan richting te ontlenen voor het Joodse volksbestaan in die dagen. En dat werkte buitengewoon krachtig, dankzij de gedrevenheid en het intellectuele vernuft dat door de toenmalige rabbijnen hierin werd geïnvesteerd.
Het leren had impact. Dat is naar mijn idee niet of nauwelijks het geval met de nazaten van die rabbijnen die op jesjiwot hun teksten herkauwen. Want hen gaat het minder om de worsteling tot het verkrijgen van nieuwe antwoorden – dus om een creatief, levengevend proces – als wel om het bewijzen van eer aan de traditiestichters. Zij zijn daarmee in mijn ogen slachtoffers van hun eigen heilige huisjes, en veel inspiratie gaat er niet van uit.
Wil het Joodse leren in onze tijd eenzelfde impact hebben als destijds de rabbijnse tekstanalyses en discussies, dan zullen we daarvoor onze eigentijdse vormen moeten vinden en inzetten. Maar als het leren niet meer kan uitgaan van tekststudie en –interpretatie, hoe ziet eigentijds, creatief Joods leren er dan wél uit?
Naar mijn idee zal dat moeten gaan over onze geschiedenis. Op de manier waarop Simon Schama leert en vertelt over de ballingschap en het zionisme. Of Bart Wallet over het Nederlandse Jodendom, of Leo Mock over de Joodse Middeleeuwen. Of, inderdaad, Flavius Josephus over de verwoesting van de Tweede Tempel.
Ik zoek het in die richting vanwege de werking die ik voel uitgaan van historici die alle bestaande verhalen in een breed, genuanceerd perspectief weten te plaatsen. Dat is weldadig en ruimtescheppend, en daarmee richtinggevend op een manier die vergelijkbaar is met het leren van de rabbijnen.
Overigens denk ik dat het a-historische, klassieke studeren op fundamentele teksten niet alleen voor de Joodse traditie zijn beste tijd gehad heeft. Dat geldt stellig ook voor de islam en het christendom. A-historisch denken kan niet meer, historisch meerdimensionaal denken des te meer.
Dat vergt inderdaad veel leren. Maar is de Joodse traditie daar niet altijd goed in geweest?