Ik kan er niets aan doen, maar bij Poetin houd ik een nare smaak in de mond. Alle gezelligheid rondom de Olympische Spelen ten spijt, blijf ik bij hem denken aan de folteraar die hij was in Stasi-gevangenissen en aan de meedogenloze real-politiker die hij nu is. Met Tamarah Benima stem ik van harte in als zij zegt zo’n man liever niet de hand te schudden.
Onvergeeflijk is op dit moment Poetins onverschilligheid ten opzichte van het Syrische drama. Zonder een hoge pet op te hebben van de menslievendheid van de Westerse wereld geloof ik wel dat de VS, Engeland en Frankrijk in hun hoedanigheid van leden van de Veiligheidsraad serieus zouden willen ingrijpen in de bloederigheid die nu al meer dan 130.000 doden heeft gekost. Al is het maar om hun reputatie van peace keepers enigszins te handhaven. Het zijn China en met name Rusland die uit geo-politieke overwegingen Assad per se in het zadel willen houden.
Los van het leed dat de Syrische bevolking wordt aangedaan en dat voorop staat: wat doet deze ‘stilte rondom Syrië’, dit lijdzaam toezien op het bloedvergieten met ons? En wat doet het met het vertrouwen dat we willen kunnen stellen in supranationale instellingen als de Veiligheidsraad en de VN? Ik ben bang dat dit gedwongen toekijken zeer ondermijnend werkt.
Misschien is er één geluk bij dit onvergeeflijke ongeluk. Namelijk dat de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken Kerry, nu hij bij de meest actuele Midden-Oosterse brandhaard toch niets kan uitrichten, al zijn aandacht kan richten op dat andere Midden-Oosterse conflict, dat tussen Israël en Palestina. En dat die zeldzame geconcentreerde toewijding wellicht openingen gaat bieden, van het soort waarover Salomon Bouman vorige week berichtte.
Het zijn onwaarschijnlijke geluiden, maar wie weet resulteren ze voor dát kleine stukje Midden-Oosten in een betere uitgangspositie. Als dat zou lukken kan op den duur de hele regio daarvan profiteren.