Het lijkt zo sympathiek, de inzet van ex-premier Dries van Agt voor de Palestijnse zaak, via zijn stichting The Rights Forum. En dat is het misschien ook wel, want ook de Palestijnse zaak verdient aandacht. Maar tegelijkertijd houd ik er bij Van Agt een vieze smaak aan over.
Ik herinner me namelijk zijn houding als minister van Justitie tijdens de kaping van een trein door negen gewapende Zuid-Molukkers bij het Drentse De Punt in 1977. Met hun gewelddadige actie probeerden de kapers de aandacht van de regering af te dwingen voor een eigen staat op de Molukken, die hen ooit door een Nederlandse regering was beloofd. Van Agt zei destijds: we praten niet met terroristen. Uiteindelijk werd de kaping beëindigd door een bestorming door mariniers, gesteund door de Koninklijke Luchtmacht. Deze actie kostte twee gegijzelden en zes kapers het leven.
De beëindiging van de kaping op deze wijze had de instemming van de andere leden van het crisisteam, maar Van Agt was van meet af aan de hardliner, de anderen waren voorstander van langer onderhandelen. Ik kan me bij beide standpunten, zowel van de havik als van de duiven, iets voorstellen, en ik snap ook dat uiteindelijk voor de harde lijn is gekozen. De vieze smaak in mijn mond heeft te maken met de spontane hardheid die Van Agt vertoonde toen het om een Nederlands belang ging en het totale onbegrip dat hij en zijn stichting jaren later vertonen voor de veiligheidszorgen van de Israël. Het woord hypocriet wil ik daarvoor niet gebruiken, want het kan natuurlijk zijn dat iemand in de loop van zijn leven verandert van havik in duif (of omgekeerd). Maar ik ben toch wel geneigd om zijn fervente anti-Israël retoriek te zien als troebele compensatie voor zijn eerdere harde nationale veiligheidsstandpunten.
Daarin word ik gesterkt door een paar recente uitspraken in Trouw van advocaat Liesbeth Zegveld over het handelen van Van Agt in 1977. “In de Kamer zei Dries van Agt gewoon dat de kapers op elkaar waren gaat schieten, of een paar weken later: dat alleen was geschoten op kapers die zich gewapenderhand hadden verzet. Allemaal niet waar, en dat zijn wel belangrijke bevindingen.” Schokkend, vooral door Van Agts vanzelfsprekende kritiekloosheid als het om zijn eigen groep gaat en de gretigheid waarmee hij een andere groep aan kritiek onderwerpt. Deze zaak laat wel weer zien hoe belangrijk het werk van kritische historici of advocaten is.