Tegelijkertijd degelijk en toegankelijk, zo zie je het niet vaak als het over moeilijke dingen gaat. Antisemitisme is zo’n moeilijk ding, maar historicus Bart Wallet schrijft erover op een zeldzaam heldere en integere manier. Zijn essay over antisemitisme in de laatste anderhalve eeuw wordt in het Nieuw Israëlietisch Weekblad in vier afleveringen gepubliceerd, waarvan er nu twee zijn verschenen.
De eerste aflevering behandelt het zogenaamde ‘nieuwe antisemitisme’. Wallet onderzoekt waar dat vandaan komt en legt dan de verbinding met het communisme en de Koude Oorlog. Maar ondertussen wijst hij erop hoe het nieuwe antisemitisme kon parasiteren op een veel oudere variant die als ‘cultureel archief’ stevig in het Europese onderbewuste verankerd is.
De tweede bijdrage laat zien hoe de Koude Oorlog-context geleidelijk aan is vervangen door de context van Arabisch-Islamitische vijandschap. Deze ontstond als reactie op de staat Israël en in het bijzonder de uitkomsten van de Zesdaagse Oorlog van 1967. De gedachte van een wereldwijde clash of civilizations (naar de titel van het boek van Samuel Huntington) gaf daaraan, zeker na 9/11, een nieuwe impuls. Groeiend verzet tegen Amerikaans en westers imperialisme vroeg om nieuwe formuleringen, en “de oude taal van het marxisme bleek hiervoor weer bijzonder geschikt.”
Langs die weg ontstond een verbinding tussen extreem-linkse kringen met Arabisch-islamitisch antisemitisme. Tegelijkertijd is met de alt-right en andere populistische bewegingen het oude rechtse antisemitisme weer volop terug.
Het lijkt erop, zegt Wallet, dat de twee stromingen in het huidige antisemitisme (links en rechts) met elkaar een kenmerk delen: “In het hart van beide vormen van Jodenhaat zit de antiliberale opvatting: extreemrechts, extreemlinks, alt-right en islamisme wijzen alle de moderne liberale democratie af, waarvan gelijkheid van alle burgers een centraal element is.”
Zoals gezegd, ik vind dat Wallet een knappe prestatie levert. Twee kanttekeningen wil ik daarbij maken.
Op verschillende plaatsen vermeldt Wallet dat diverse vormen van antisemitisme bij de beschrijving van hun vijand ‘de Jood’ teruggrijpen op de categorie van de etniciteit, dat wil zeggen op de gedachte dat Joden behoren tot een volk. Ik krijg de indruk dat Wallet dat beschouwt als een armoedige truc of minderwaardige vuilspuiterij van antisemieten. Alsof dat eigenlijk ongepast zou zijn, om tot een volk te behoren. Die denigrerende kwalificatie begrijp ik niet helemaal, want die etnische component is, in ieder geval binnen de Joodse traditie, toch ook nadrukkelijk aanwezig. Dat komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in het belang voor de traditionele definitie van Joods-zijn van geboorte uit een Joodse moeder, en in de spreuk dat ‘Joden voor elkaar op moeten komen’. Dat laat onverlet dat individuele Joden ervoor kunnen kiezen niet bij zo’n volk te willen horen en dat buitenstaanders kunnen toetreden.
Verder ben ik wel geneigd om mee te gaan in een centrale gedachte van Wallets tweede bijdrage. Hij zegt ergens in het midden: “Sinds de Franse Revolutie zijn de Joden de lakmoesproef geworden voor iedere liberale democratie.” Of die nu van links of van rechts uit werd bedreigd, de Joden waren daar bijna altijd mede het slachtoffer van.
Zo bezien is er een actuele en ultieme lakmoesproef: gaat de Israëlische liberale democratie Bibi overleven? En zo nee, wat betekent dát voor Joden?