Jacques Wallage presenteerde onlangs suggesties van het Nationaal Comité 4 en 5 mei voor de viering van die herdenkingsdagen in de toekomst. De suggesties staan in een ‘visiedocument’ van het comité waarvan Wallage vicevoorzitter is. Wat me opvalt, is dat dit in het voorjaar opgestelde document al bij het verschijnen ervan enigszins gedateerd aandoet, vanwege allerlei recente geopolitieke ontwikkelingen.
Althans, gedeeltelijk. Want het stuk bevat onomstotelijk belangrijke observaties en voorstellen. Zoals aandacht voor het isolement waarin Joden en Indische Nederlanders tijdens de oorlog verkeerden, voor de kille ontvangst die zij na 1945 in Nederland kregen en voor het verschil tussen herdenking en verzoening.
De notie van gedateerdheid komt in me op door de opmerkingen van het comité over het gevaar dat verwijzingen naar het belang van vrijheid gemakkelijk sleets en betekenisloos worden. De huidige invulling van 5-mei-bijeenkomsten is volgens het document ‘niet erg overtuigend’ en ambassadeurs van de vrede dreigen te verworden tot ‘een cliché’.
Ik snap wat het comité bedoelt, en ik heb mezelf de afgelopen jaren ook wel eens afgevraagd hoe lang die herdenkingen in het vreedzame Nederland betekenisvol kunnen blijven en niet verworden tot geforceerde en holle rituelen.
Maar sinds deze zomer heb ik díe zorg niet meer. IS laadt, geholpen door onze journaals en kranten, het begrip vrijheid opnieuw met een dwingende betekenis. Het beschouwen van de beelden uit dat deel van de wereld prent mij op dagelijkse basis in, en naar ik aanneem anderen ook, hoeveel wij te verliezen hebben op het vlak van vrijheid en vrede.
Die opnieuw verworven betekenis is daarom zo krachtig, denk ik, omdat daarin de strevingen en gevoelens van goedwillende Nederlanders vanzelfsprekend op één lijn komen te liggen. Of ze nu autochtoon, Moslim, Jood of nog wat anders zijn, die Nederlanders delen met elkaar al gauw de overtuiging dat we dát kwaad zullen bestrijden.
Maar dat betekent dat nog een ander deel van het stuk direct gedateerd aandoet. Namelijk dat deel waarin het gaat over ‘vredesmissies’ uit het verleden en in de toekomst, waarvan de gesneuvelden moeten worden blijven herdacht. Terwijl we op dit moment met onze straaljagers verzeild zijn geraakt in wat je toch niet anders dan een ‘oorlogsmissie’ kunt noemen. Ook al organiseren we het vooralsnog zo dat daar aan onze kant geen slachtoffers hoeven te vallen.
Maar het woord oorlogsmissie zat een paar maanden geleden nog niet in ons vocabulaire.