Het is 14 mei 2018. Om 20.00 uur staat het aantal door Israël gedode Palestijnen op 59.
Ik ben altijd opgelucht als we op het Journaal dat onderwerp hebben gehad. En dan brengt het Journaal het nog op een relatief uitgebalanceerde manier. Ze vertellen over de waarschuwingen die het Israëlische leger tevoren geeft, over de interpretatie door Israël van plaatsing van explosieven en overschrijding van de grens als vijandelijke handelingen. En vervolgens over het schieten met scherp.
Wat een verschil met bijvoorbeeld het Franse nieuws. In ieder geval met France 2, dat op 14 mei volledig koos voor het Palestijnse perspectief, uitsluitend daar beelden van gaf, met veel oog voor de heroïek achter de brandende banden. Dat zal te maken hebben met de Franse sympathie voor verzet tegen gevestigde belangen, zolang het niet hun eigen belangen zijn.
In de regel is dat met de Nederlandse media die ik tot me neem inderdaad wel beter gesteld; de dilemma’s komen daarin beter uit de verf dan in de Franse. In Trouw kwamen bijvoorbeeld twee internationaal juristen aan het woord die menen dat veel van het gedrag van Israël volgens internationaal recht gewoon geoorloofd is. Zoals het verdedigen van grenzen, het tegenhouden van een dreigende invasie, en zelfs het doelbewust doden van mensen, al ben je gehouden om het aantal dodelijke slachtoffers zoveel mogelijk te beperken. “Het lijkt er niet op dat ze dat hebben gedaan.”
Trouw beperkt zich niet tot de visie die (terecht) alom wordt gehoord: dat de Gazanen, en masse opgesloten als ze zijn op een paar vierkante kilometer, geen menswaardig leven hebben – in de woorden Stevo Akkerman: “die wanhoop in Gaza is reëel en zit diep.” In die zelfde krant toont Monique van Hoogstraten daarnaast ook het dilemma van een kibboetbewoonster die uitkijkt op de Gazastrook: “Mijn zoon is net uit het leger. Ik zou niet willen dat hij daar moest staan om iemand dood te schieten. Maar aan de andere kant: als ze met een massa doorbreken…dat wil je ook niet.”
Dan blijkt dat over de impact van zo’n doorbraak weldenkende mensen nogal van mening kunnen verschillen, en dat laten de Nederlandse media goed zien. Crescas-columnist Salomon Bouman vraagt zich af: “Was het wel een front in de militaire zin van het woord? Werd Israël werkelijk bedreigd?” De twee juristen die in Trouw aan het woord komen, menen dat een doorbraak op te vangen zou zijn met arrestatie en berechting. En dat de instructie om te schieten met scherp dus buitenproportioneel is.
Omdat ik zelf nog niet voor me zie hoe je een massale doorbraak met arrestaties en berechting kunt pareren, herken ik mijn eigen positie beter bij Van Hoogstraten. Zij stelt, in reactie op de vraag van Hamasleider Yehya Sinwar: “Wat is het probleem als honderdduizenden het grenshek bestormen dat niet eens een staatsgrens is?”, het volgende: “Dat is voor Israël een immens probleem. Het leger grijpt juist zo hard in om te voorkomen dat eerst een kleine groep Palestijnen door het hek breekt, en daarna een massa de grens over zou steken. Wat er dan zou gebeuren is niet te overzien.”
Ten slotte citeert Trouw de Gazaanse politiek analiste Reham Owda als volgt: “Hamas is erin geslaagd de aandacht van de wereld te krijgen voor de Palestijnse zaak. Ze hebben begrepen dat ze niet nog meer mensen konden opofferen.” Het is inderdaad niet menswaardig zo te moeten leven.