‘Gemeenschap’ is in. Mensen missen gemeenschap, staat er in de krant. Vroeger was dat geen probleem, want je behoorde toen door geboorte, of je het wilde of niet, automatisch tot de gemeenschap van je dorp of stad of religieuze groep. Door de individualisering zijn veel van die verbanden verbroken, en dat breekt ons op, want mensen kunnen niet goed zonder.
In veel gevallen gaat die waardering van gemeenschap gepaard met de vaststelling dat gemeenschap niet zomaar ontstaat. Daar heb je verbindende verhalen en tradities voor nodig. Die kunnen seculier van aard zijn, zoals een nationale geschiedenis of het Sinterklaasfeest. Maar ze kunnen ook een religieus karakter hebben, omdat religies over het algemeen beschikken over gemeenschapsvormende tradities, zoals rituelen en een gedeeld verhaal dat op de toekomst is gericht. Mijn indruk is dat om die reden de trend zichtbaar is van een herwaardering van religie.
Los van deze eigen herwaardering van religie worden we daarnaast geconfronteerd met nieuwkomers voor wie het gemeenschappelijk verhaal van een religie van cruciaal belang is, al is het maar omdat ze van plekken komen waar de staat mensen onderdrukt of vervolgt, en hun dus nooit een geloofwaardig verhaal heeft geboden. We staan ervan te kijken hoezeer het gemeenschappelijke ritueel en verhaal van hun – veelal islamitische – religie hen inspireert.
Maar het is wel logisch, zegt Neil MacGregor. Volgens deze kunsthistoricus gaat religie immers over de hoop van een gemeenschap, om een gedeelde identiteit. Als we het vermogen nog zouden hebben om dat te zien, zou de terugkeer van religie ons helemaal niet verbazen.
Er is wel een probleem. Als we de trend naar religie voor onszelf en voor de nieuwkomers honderd procent serieus nemen, dan bevordert dat niet per se de sociale cohesie. Juist de groepen die als gemeenschap het sterkste zijn, dragen het minst bij aan de maatschappelijke cohesie, of bedreigen die zelfs. Denk aan salafisten of ultra-orthodoxe Joden. Juist waar de groepsidentiteit doorgaat voor het meest zuiver of authentiek, compleet met boerka’s, djellaba’s, streimels en pijes, wordt die ook eng of achterlijk. Behalve krachtig noemt MacGregor religie dan ook potentieel gevaarlijk. Om die reden wantrouwden de Verlichtingsdenkers de traditionele gemeenschappen.
De vraag is dan: is er een constructieve opvatting van gemeenschap denkbaar, die minder gevaarlijk is, maar wel de inspirerende kracht ervan heeft? Onvermijdelijk verliest zo’n gemeenschap, als die al mogelijk is, de pittoreske uit-één-stuk-zuiverheid van de traditionele vormen. Er zal meer ruimte moeten zijn voor het individu want, hoe groot ons verlangen naar gemeenschap ook is, die verworvenheid van de Verlichting geven we niet meer op. Daarnaast zal zo’n gemeenschap bereid moeten zijn tot meer dan oppervlakkige uitwisseling met de omgevende samenleving.
Dan krijg je wat Bart Somers voorstelt. Bart Somers is de burgemeester van Mechelen, die al sinds 2001 een volstrekt eigen integratiebeleid in zijn stad uitzet, dat noch links noch rechts kan worden genoemd. Daarmee is hij zo succesvol dat burgemeesters van over de hele wereld hem om advies komen vragen, en dat bij de afgelopen gemeenteraadsverkiezingen het populistische Vlaams Belang nauwelijks een poot aan de grond kon krijgen.
Bart Somers stelt het volgende voor: “De segregatie moet je doorbreken. We zien mensen expliciet niet als onderdeel van een gemeenschap. We organiseren geen gesprekken met gemeenschappen of gemeenschapsleiders. Er is in Mechelen maar één gemeenschap, en dat is de stad. De mensen zijn individuen met een veelheid aan identiteiten. Mechelen steekt alleen geld in activiteiten waar mensen elkaar ontmoeten.”
In dit fragment gebeurt iets met het woord ‘gemeenschap’. Het wordt in een dubbele betekenis gebruikt. Aan de ene kant zijn er de gemeenschappen waar Somers niets mee te maken wil hebben. Dat zijn de traditionele, veelal religieuze groepen zoals die van salafisten en ultra-orthodoxe Joden. Sterk, maar naar binnen gekeerd. Noem het de gemeenschappen ‘uit één stuk’. Aan de andere kant is er de gemeenschap van de stad, maar die is anders van karakter dan de andere gemeenschappen: de leden ervan zijn nadrukkelijk individuen, met toevallige, bijna bijkomstige identiteiten. Deze opvatting is wezenlijk door de Verlichting geïnspireerd. Noem het een complexe gemeenschap.
De vraag is of gemeenschap in de tweede betekenis evenveel kracht heeft als die volgens de eerste opvatting. Kan een gecompliceerde gemeenschap wel dienen als gemeenschap? Is dat niet te ingewikkeld? Kun je daar net zo volledig in opgaan als in de gemeenschappen-uit-één-stuk? Je moet er meer bij nadenken, en voor degenen die vertrouwd zijn met de strikte traditionele verbanden zal het halfslachtig en verwaterd aanvoelen.
Maar misschien kan het wel degelijk, namelijk op het niveau van een gemeente, zoals Mechelen en Somers laten zien. En zoals Trouw-columnist Stevo Akkerman concludeert over Rotterdam: “Er zijn alleen maar minderheden. En Rotterdammers.”