De socioloog en theoloog Gied ten Berge, voorzitter van SIVMO, het Steuncomité voor Israëlische Vredes- en Mensenrechtenorganisaties, schreef in het zomernummer van Nieuwe Liefde een recensie van het boek Mijn beloofde land van Ari Shavit. De titel van zijn recensie is mooi gekozen: ‘Leven op zeven breuklijnen’, wat slaat op de zeven rebellieën die Shavit in Israël signaleert, en wat zo ongeveer klinkt als ‘dansen op een vulkaan’.
Maar verder heeft Ten Berge veel gemist in het boek van Shavit, het boek kent immers veel meer lagen dan de recensie doet uitkomen. Daarmee doel ik onder andere op de laag van de voorgeschiedenis van het zionisme, en op de vele aspecten van Shavits visie op de Israëlische vredesbeweging.
Voor een adequaat begrip van Israël en het zionisme is bekendheid met de voorgeschiedenis een absoluut vereiste. Een ver, beladen verleden moet erbij betrokken worden, vooral van eeuwenlang Christelijk en seculier antisemitisme in Europa.
In haar Crescas-column van vorige week maakt journalist Eva van Sonderen duidelijk hoe diep dat soort collectieve negatieve ervaringen zich in mensen vastzet:
Shavit kent een belangrijke rol toe aan dat soort blokkades, en laat duidelijk zien hoezeer die ook al ver vóór de sjoa van invloed waren. Met name de Asjkenaziem (Oost-Europese Joden) zaten er al aan het eind van de negentiende eeuw geheel doorheen. Zij hadden niets meer te verliezen, het zionisme was hun laatste strohalm en Shavit doet dat goed uitkomen in zijn verhalen over de pioniers.
Het is opmerkelijk dat Ten Berge met geen woord rept over deze voorgeschiedenis, die voor het totaalplaatje van Shavit van wezenlijk belang is. Net zo goed als voor Shavit de voorgeschiedenis van de verdreven Palestijnen van groot belang is: zij woonden daar gewoon, al generaties lang. Hetgeen Ten Berge wél mede benadrukt.
Dan is er de rol van de Israëlische vredesbeweging. Shavit doet veel moeite om duidelijk te maken dat ‘het goede doen’ en ‘vrede’ niet zomaar vanzelfsprekend in elkaars verlengde liggen. En al helemaal niet in het brute Midden-Oosten.
Een gemiddelde vredesbeweging kan die illusie wel koesteren, en dat deed de Israëlische vredesbeweging ook. Shavit vertelt dat hij als student en jonge journalist daar aanvankelijk in mee is gegaan. Hij was activistisch links en protesteerde tegen de bezetting, vanuit het geloof dat met opheffing van de bezetting vrede binnen bereik zou komen:
De morele worsteling die bij een man als Shavit gepaard gaat met dit soort analyses is in zijn teksten voelbaar. Daar had Ten Berge wat mij betreft wel een paar woorden aan kunnen wijden.
In plaats daarvan oordeelt hij dat het bij Shavit ontbreekt aan een profetische visie. Zou er misschien iets profetisch kunnen zitten in de zichzelf niet sparende eerlijkheid en openheid waarmee Shavit de situatie onder ogen durft te zien?