Wat Bob Smalhout afgelopen week schreef in het NIW is helemaal waar: het antisemitisme van hoger opgeleiden is soms venijniger dan dat van sommige Turkse en Marokkaanse jongeren, waarover laatst veel ophef was. Waarschijnlijk juist precies vanwege die hoge opleiding: als zo’n ontwikkeld iemand blíjft spreken over Joden als viespeuken en afdankertjes, moet dat wel in zulke duistere diepten geworteld zijn dat er geen licht of opleiding tegen opgewassen is. Echt dreigend is het natuurlijk pas als die twee verschillende groepen elkaar zouden vinden en versterken.
Maar wat betreft de verhulling van antisemitisme in het gewaad van antizionisme ligt het ingewikkelder. Smalhout merkt op dat hoger opgeleiden de neiging hebben om hun afkeer van Joden te presenteren als antizionisme: dat zou politiek correcter zijn. Smalhout vindt dat niet zuiver en hij redeneert daarmee in het verlengde van de veel gehoorde gedachte dat het onterecht is om Joden in de diaspora in verband te brengen met Israël. En dat wat er in Israël gebeurt vooral niet terug mag slaan op Joden in de rest van de wereld.
Ik ben er erg voor om dat onderscheid te blijven maken, maar dan zullen we toch primair zelf voor minder verwarring moeten zorgen. Moeten we dan op onze Joodse bijeenkomsten de kinderen wel laten rondlopen met Israëlische vlaggetjes? Moeten we in de kramp schieten bij soms terechte kritiek op Israël? Zoals Esther Voet laatst zei: als wij er zelf al niet in slagen om jodendom en Israël uit elkaar te houden, hoe kunnen we dan van buitenstaanders verwachten dat ze dat wel doen?
Maar misschien kúnnen we dat onderscheid wel helemaal niet maken, eenvoudigweg omdat Israël te belangrijk voor ons is. De wereld zou er voor Joden immers een stuk grimmiger uitzien zonder Israël.
Ik ben bang dat er niets anders voor ons opzit dan blij te zijn met Israël en staande te houden dat voor een land in oorlog (dus geen Nederland of België) Israël het heel behoorlijk doet. Daarmee bedoel ik geen schone handen, maar een functionerende samenleving met een behoorlijk rechtssysteem, een degelijke economie en een bloeiende cultuur.
En dat we tegelijkertijd op geen enkele manier vergoelijkend spreken over dingen die echt niet kunnen. Zoals de discriminatie van de Arabische inwoners, de sluipende illegale terreinverovering en de vernedering van Palestijnen.