Mijn favoriete filosoof Emmanuel Levinas formuleert het kernthema van zijn filosofie vaak als “de ontmoeting met het gelaat van de ander”. Het woord ‘gelaat’ is kennelijk een sleutelwoord in zijn gedachtengoed. Maar wat verstaat Levinas dan precies onder het gelaat, en het appèl dat daarvan uit kan gaan? De ervaringen die velen van ons de afgelopen twee jaar hebben gehad met het digitale communicatieprogramma Zoom bieden me de gelegenheid een aantal gedachten te formuleren over de betekenis van het gelaat bij Levinas.
Want Zoom werd in coronatijd gebruikt voor allerlei bijeenkomsten – werkvergaderingen, cursussen, tweegesprekken – die niet meer fysiek konden plaatsvinden. En wat je dan meestal op je scherm zag waren gezichten. Soms twintig in klein formaat onder en naast elkaar op een scherm, soms enkele in wat groter formaat, maar ook dan gewoonlijk (maar niet altijd) met de focus op de gezichten.
Je kunt gelaat opvatten als een ander woord voor gezicht. Zo bezien zouden, uitgaande van het denken van Levinas, Zoomsessies een rijke bron van echte, menselijke ontmoetingen kunnen zijn. Al zegt hij op allerlei plekken dat gelaat meer is dan dat, bijvoorbeeld in De totaliteit en het Oneindige: “Het hele lichaam – een hand of een kromming van de schouder – kan expressie zijn zoals het gelaat dat is.” Dat je elkaar in Zoomsessies meestal niet in de ogen ziet (want dan moet je in de camera kijken) hoeft dus ook niet af te doen aan de toepasselijkheid van het woord gelaat in Levinassiaanse zin.
En inderdaad, sommige effecten die Levinas aan het gelaat toekent, worden versterkt door de werking van Zoom. Levinas heeft het veel over wat hij noemt de “naaktheid” van het gelaat. Daarmee bedoelt hij dat het zich onttrekt aan een gedeelde context, zoals een professionele of sociale omgeving. Het gelaat staat absoluut los van maatschappelijke rollen, categorieën en sociale conventies. Levinas: “Gewoonlijk heb je een rol: je bent professor aan de Sorbonne, rechter van het Hooggerechtshof, zoon van die-en-die, alles wat in je paspoort staat, de manier van kleden, jezelf presenteren. En alle betekenissen in de gebruikelijke zin van het woord ‘rol’ hebben betrekking op zo’n context: de betekenis van iets staat in relatie tot een ander ding. Het gelaat, daarentegen, is een betekenis op zichzelf. De naaktheid van het gezicht is relatieloos, een armoede, het is onthecht terwijl het optreedt. Een gelaat komt onze wereld binnen vanuit een absoluut vreemde sfeer – dat wil zeggen, juist vanuit een absoluutheid, wat in feite de naam is voor fundamentele vreemdheid.”
Deze beschrijvingen zijn nogal extreem geformuleerd, maar iets van de bedoelde onbepaaldheid gaat wel op voor de degene die niet in de gebruikelijke vergaderzaal of cursuslocatie, met hun vaste rangorde en zitplaatsen, en gekleed in casual kleren, aan anderen op het scherm verschijnt. In zekere zin ontsnapt de Zoomdeelnemer aan de categoriserende en determinerende blikken van de anderen. De thuiszoomer is in zekere mate losgemaakt van zijn standaardmanifestatie, hij drukt meer zichzelf uit. En dat komt in de buurt van wat Levinas zegt over het gelaat. Er is dus iets te zeggen voor de gedachte dat Zoom goed is voor de manifestatie van het gelaat.
Daar staan een aantal dingen tegenover die Zoom en gelaat minder goed doen samengaan. Allereerst dat er, vergeleken met de standaard neutrale kantoor- of cursusomgeving, een nieuwe context verschijnt, gewild of ongewild, namelijk de privé-context. Die kan variëren van de zichtbaarheid van een hoop rommel in de kamer op de achtergrond, een onopgemaakt bed en maaltijdresten, tot juist een zeer zorgvuldig ingerichte achtergrond en geregisseerde belichting. Hoe dan ook, je kunt opnieuw de verschijnende persoon relateren aan haar omgeving, je kunt opnieuw determineren. Rekwisieten geven hun eigen context, en leiden zo af van het gelaat en zijn naaktheid.
Daar komt bij, als de naaktheid van het gelaat zo belangrijk is, dan is de aanwezigheid van een scherm per definitie een verzwakking daarvan. Het scherm dekt af, het is een nieuwe laag tussen het gelaat en de kijker. En behalve een scherm zit er een heel regelsysteem tussen de kijker en de ander; je kunt met je dashboard de zichtbaarheid zomaar uitzetten, van beide kanten trouwens. De onontkoombaarheid van de ontmoeting is daardoor minder, de vrijblijvendheid is groter. Dat zal ten koste gaan van de wederzijdse aandacht, en kan zorgen voor afleiding.
Omgekeerd komt de naaktheid van het gelaat van de ander zonder scherm in the open air harder aan. En dit impliceert veel voor Levinas, want de ontmoeting met het gelaat is, zoals we zagen, voor hem ook altijd de ontmoeting met behoeftigheid: “De huid van het gezicht is het meest naakt, het meest behoeftig.” De ontmoeting met de ander is zelfs altijd, wat hem betreft, een beschuldiging aan mijn adres. In de woorden van Levinas-kenner Ramona Rat, waar ze over de onbepaaldheid spreekt van het gelaat: “Instead of affirming something, the face is an accusation.” Open contact, jawel, maar direct een stuk gecompliceerder dan met een scherm ertussen.
Alles afwegende is mijn conclusie dat het verschijnsel gelaat zoals Levinas dat beschrijft eerder optreedt zonder Zoom, dan met Zoom. Het gelaat werkt beter zónder scherm. Die gedachte kan de twee ervaringen verklaren die je veel hoort van mensen over hun Zoomgebruik. In de eerste plaats dat je op Zoom zakelijker overleg kunt voeren dan in elkaars fysieke aanwezigheid. Vergaderingen gaan een stuk sneller en efficiënter, kennelijk mis je een bepaalde ballast. Dat zou weleens die intermenselijke complexiteit kunnen zijn die Levinas toekent aan de open ontmoeting met de ander, dus aan het gelaat. Maar, in de tweede plaats, en waarschijnlijk als tegenhanger van de eerste ervaring, je míst ook werkelijk iets dat niet alleen maar ballast is. Het contact is minder intensief en volwaardig, vanwege het ontbreken van de complexiteit. Er is minder gelaat, zeker als het hele lichaam telt als gelaat. En ja, dat voel je.