Hij viel me niet tegen, Dyab Abou Jahjah, maar een vriend van de Joden is hij in ieder geval niet. Als het kon, zou hij het liefst direct een eind maken aan Israël als veilig toevluchtsoord voor Joden – een bestemming waar op dit moment niet toevallig vooral Franse Joden gebruik van maken, en echt niet alleen ‘om ideologische redenen’. Of je die houding van Abou Jahjah antisemitisme of antizionisme noemt, maakt niet zoveel uit, zijn visie is gewoon bedreigend.
Van mij hoeft Abou Jahjah dus geen groot podium te krijgen. Maar heel eenduidig liggen de zaken niet, want tegelijkertijd is er wel degelijk sprake van sluipende kolonisatie door Israël van de Westbank en van dagelijkse vernedering van Palestijnen. Als we liever niet willen dat Abou Jahjah zo’n podium krijgt, zullen we geloofwaardig moeten zijn en een adequaat beoordelingsvermogen moeten tonen in deze zaken. Dat is nog niet zo eenvoudig, want ten diepste is er, zoals Ari Shavit mooi laat zien in zijn boek Mijn beloofde land, sprake van recht aan Palestijnse kant tegenover recht aan Israëlische kant.
Soms, bij wijze van zeldzame uitzondering, doet zich een kwestie voor in dit conflict waarbij beoordeling eens een keer níet zo moeilijk is. Dat geldt wat mij betreft voor de zaak van de AOW voor naar de Westbank geëmigreerde Nederlanders. Die hebben daar volgens de wet geen recht op, omdat de Westbank bezet gebied is en geen Israël. Glashelder.
Benut die helderheid, zou ik zeggen. Maar het omgekeerde gebeurt. Nu is er eens een klip en klare zaak, en wordt er een beslissing genomen die in strijd is met die helderheid. Ik doel op de beslissing van minister Asscher om de AOW wel uit te keren.
Dat doet wat met onze geloofwaardigheid, en dat is jammer. Het maakt de discussie met Abou Jahjah niet gemakkelijker.