Zo vaak hecht ik me niet aan een hoofdredacteur, maar met Maurice Swirc van het NIW is dat anders.
Ik vond zijn hoofdredactionele commentaren – hoe kort ook – steevast de moeite waard. Hij behandelde daarin een enorme verscheidenheid aan onderwerpen, bekeek die met ruime, erudiete blik, en dat in een prettige stijl. Controversiële kwesties ging hij niet uit de weg, en hij durfde daarin positie te kiezen.
Over van alles is het gegaan. Bijvoorbeeld over de verhouding tussen Israël en de Diaspora, en de Israëlische neiging om kritische Diaspora-geluiden te diskwalificeren als verwend geklaag. Swirc maakte duidelijk dat de Diaspora een relevante factor is voor de toekomst van de Joodse staat.
Hij maakte uitstapjes naar de Amsterdamse achterstandswijk Overtoomse Veld. Dat hoeft een hoofdredacteur van het NIW helemaal niet te doen, maar hij vond het relevant en constateerde uiteraard de omvang van het antisemitisme dat daar de gewoonste zaak van de wereld is. Hij refereert aan de angst die dat teweeg kan brengen bij Nederlandse Joden. Maar het doet hem niet de ogen sluiten voor de geïsoleerde positie van veel van die achterstandskinderen. Swirc is onder de indruk als blijkt dat geen van die kinderen ooit aan de centrumkant van de snelweg is geweest.
Na de aanslagen van januari in Parijs was er discussie over de vraag of we goede Joodse vertegenwoordigers hebben die kunnen aanschuiven bij actualiteitenprogramma’s en talkshows. Wat moeten ze doen om het goed te doen? Swirc suggereerde dat zij Joods Nederland op waardige en intelligente wijze moesten vertegenwoordigen. Hij zei er direct bij dat dat zo’n beetje de meest onmogelijke opdracht op aarde is.
Toch was het precies dát wat ik zo in hem waardeerde en wat maakt dat ik zijn vertrek betreur. In ieder geval wens ik Maurice Swirc een goed vervolg van zijn carrière.