Dat je zwart bent kun je niet helpen. Dat je moslim bent wel?
Die vraag kwam in me op naar aanleiding van een NRC-opiniestuk van Herman Vuijsje met de titel ‘Als Zwarte Piet niet kan, dan ook geen Mohammed-cartoons’. Vuijsje stelt dat de Nederlanders in meerderheid geneigd zijn tot begrip voor de gevoeligheden rond de zwarte knecht. Zij tonen zich inschikkelijk tegenover de claims van Kick Out Zwarte Piet. Dat ligt anders, aldus Vuijsje, voor de gevoeligheden van moslims. Als het gaat om de commotie in islamitische kringen vanwege spotprenten over de Profeet dan blijven de Nederlanders in meerderheid pal staan voor het recht om te kwetsen.
Vanwaar dit verschil? Vuijsje voert aan dat in het geval van Zwarte Piet racisme in het geding is. En racist, dat willen we niet meer zijn. Moslims kunnen voor hun verdediging niet direct wijzen op racisme, “zij hebben alleen hun godsdienst om op terug te vallen.” En dan, zegt Vuijsje, sta je een stuk minder sterk in Nederland.
Ik denk dat hij daar wel gelijk in heeft, vooral in de vaststelling dat ‘men’ vindt dat, terwijl kwetsing op grond van racisme uit den boze is, kwetsing op grond van godsdienst moet kunnen. Een dergelijk verschil is er ook als het gaat over seksuele geaardheid, blijkens een verhaal in Trouw over een vrouw die lesbienne en moslim is en vertelde dat het makkelijker is om ervoor uit te komen dat ze gay is dan dat ze islamitisch is. Over het laatste mag eerder kwetsend worden gesproken dan over het eerste. Maar waaróm worden die kwetsingen zo verschillend beoordeeld?
Dat vloeit voort, denk ik, uit de wijd verspreide gedachte dat je aan huidskleur of geaardheid niets kunt doen, zo ben je geboren. Daarom is racisme uit den boze, net zoals discriminatie vanwege iemands seksuele geaardheid. Maar aan je godsdienst kun je wél wat doen. Natuurlijk hebben de meeste religieuze mensen hun geloofstraditie niet gekozen, ze zijn er in geboren en opgevoed. Maar, is de gedachte, als je groot bent dan kun je toch kiezen? Werp, in de woorden van Kant, de (zelf)opgelegde onmondigheid van je af! Wat belet je om je geloof af te zweren? Je kunt vasthouden aan die achterlijkheid, maar dan moet je niet zeuren over kwetsingen, want die doe je jezelf aan.
Wanneer Youp van ’t Hek spreekt over God als een “uit angst geboren verzinsel” dat de raarste vormen kan aannemen, van Allah tot Oelikoelie tot het Vliegend Spaghettimonster, dan verwoordt hij aardig hoe de gemiddelde Nederlander tegen godsdienst aankijkt: als een private hobby die je na enig nadenken ook gewoon kunt opgeven. En waarbij, als je eraan vasthoudt, de gevolgen en gevoeligheden voor eigen rekening zijn. Ja, dan trek je je van Zwarte Piet meer aan dan van de Profeet.
Maar klopt die opvatting van godsdienst wel? Als ik naar mezelf kijk: ik ben gewoon religieus van aard, daar kan ik ook niet zoveel aan doen. Eigenlijk net zoals wit of zwart of gay zijn niet je eigen keuze is. Daarom haal ik graag Marijke Breeuwsma aan wanneer zij uitroept (in NRC!): “Verwar oprecht beleden godsdienst niet met hysterie.”