Egoïsme is slecht. Zo hebben we het geleerd en die gedachte zit diep verankerd in de ons omringende Christelijke cultuur. Maar dat idee is zeker niet beperkt tot Christenen. De bekende Brits-Joodse socioloog Zygmunt Bauman bijvoorbeeld, draagt dezelfde gedachte uit in zijn talrijke boeken. Hij stelt tegenover de strevingen van het ‘Ik’ de onbaatzuchtige toewijding aan de ‘Ander’ en bevestigt daarmee een denkpatroon dat diep geworteld is in het Westen.
Velen die zo denken menen hun opvattingen over de slechtheid van ego en egoïsme bevestigd te zien in de geschriften van Levinas. Door diens nadruk op het ‘Gelaat van de Ander’ en de inbreuk die bij hem de Ander maakt op het Ik lijkt Levinas geknipt voor inlijving bij het van oorsprong Christelijke gedachtegoed over de erfzonde, de slechtheid van de mens en diens egoïsme. Dat zou ook kunnen verklaren waarom Levinas juist in het Calvinistische Nederland al vroeg populair werd. Levinas wordt dan geplaatst in het verlengde van de Christelijke aanklagers van het menselijke egoïsme en boodschappers van de naastenliefde. Levinas is, kortom, volgens die visie een moralist bij uitstek.
Ik heb tegen deze voorstelling van zaken altijd bezwaar gehad en gelukkig is er nu een master thesis verschenen die op deze kwestie nader in gaat. Het betreft de afstudeerscriptie van Henk den Uijl, afgestudeerd in Filosofie van Management en Organisatie aan de VU, met als titel Beyond egoism and altruism. A Levinasian approach. Hij pleit daarin, aan de hand van het werk van Levinas, voor het in moreel opzicht als neutraal beschouwen van egoïsme.
Dat is nogal wat, juist omdat dat in strijd is met het gangbare denken dat door Den Uijl wordt gekarakteriseerd als een vorm van dualistisch denken. Met dualisme bedoelt hij een gepolariseerd stelsel van twee aan elkaar tegengestelde waardepolen, waarbij de ene pool goed is en de andere slecht. In dit geval: altruïsme is goed, egoïsme is slecht.
De gangbaarheid van dit dualisme komt wat Den Uijl betreft tot uitdrukking in zijn constatering dat “when theorized about it, people will say that altruism is better than egoism”. Daar zet Den Uijl tegenover dat “to say this (the ego) is wrong or good is a categorical mistake, the egoism is (not yet) about ethics or morals”. Egoïsme heeft zijn eigen terrein waar het op zijn plaats is en moet niet in een hiërarchische verhouding tot altruïsme gezien worden. “Egoism is ethically neutral, and is good in the sense of enjoying life, yet not in an ethical sense. There is no definite hierarchy between egoism and altruism. Egoism is not something condemnable; it is no normative notion at all”.
Hoe hij voor deze stellingname teruggrijpt op Levinas wordt duidelijk in zijn weergave van Levinas’ beoordeling van het egoïsme. Uit die weergave presenteer ik een aantal zinnen die Den Uijls betoog dragen en die ik voor deze gelegenheid achter elkaar weergeef. “He (Levinas) does not see egoism as a vice, rather, it is the very way a subject in solitude behaves through intentionality; the ego wants to understand, or better, grasp the world so to suspense anonymous being”. “Egoism is the very way an ego stands in the world. It is strange to say that the ego perceives the world wrong, for who else should perceive the world than the ego?”
Den Uijl vertelt dat, als hij in gesprek met managers en economen op deze manier spreekt over egoïsme, zij het daar soms knap moeilijk mee hebben. Hun reacties zijn vaak defensief. Den Uijl verklaart dat door de negatieve lading die het woord egoïsme onder de invloed van het Christendom heeft gekregen.
Overigens komt hij, juist in die kringen van managers en economen, ook het precieze tegendeel tegen. Dan wordt altruïsme gezien als naïef en daarom slecht en wordt het egoïsme bejubeld omdat individuele ambities en begerigheid zouden kunnen zorgen voor welvaart van het collectief. Hier treedt, aldus Den Uijl, opnieuw dualisme op met bijbehorende omgekeerde hiërarchisering.
Kennelijk is het moeilijk om rustig te blijven als het om egoïsme gaat en wordt er snel in ideologische termen over gesproken: er is ofwel totale afwijzing (zoals in het Christendom) ofwel totale omarming (zoals in het doorgeschoten marktdenken). Daartegenover stelt Den Uijl met Levinas terecht: er is geen hiërarchie tussen egoïsme en altruïsme, en ze wisselen elkaar als het goed is voortdurend af.
Wanneer je dit eenmaal tot je hebt laten doordringen klinkt het zo onwaarschijnlijk gedateerd dualistisch om een filosoof als Andreas Kinneging in Trouw te horen zeggen dat in onze tijd de Christelijke nadruk op de naastenliefde van cruciaal belang is. “Het Christendom, dat uitgaat van naastenliefde, maakt de mens minder egoïstisch en doet hem meer gericht zijn op de gemeenschap en op de ander”. Om die reden zou het Christendom volgens Kinneging beter samengaan met democratie dan Jodendom en Islam.
Kinneging zegt dit ondanks het feit dat het Christelijk dualisme en de bevoorrechting van het altruïsme inmiddels door veel mensen als overspannen ideologie worden beleefd en ongeloofwaardig zijn geworden. Het is niet voor niets dat de door Kinneging geroemde Tocqueville zich nog slechts ‘cultuurchristen’ kon noemen. Hij kon het niet meer echt geloven.