Frits Bolkestein schreef onlangs in NRC over Israël, naar aanleiding van een advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV). Hoewel hij de nuance niet schuwde en de bezetting van de Westbank benoemde als struikelblok, nam hij het op voor Israël. Maar door een paar opmerkelijke missers ging het effect van het stuk grotendeels teloor.
Allereerst sprak hij over koning Hoessein als de huidige vorst van Jordanië, terwijl de man al in 1999 is overleden. Zo’n evidente misser mag in een serieus opiniestuk toch niet voorkomen.
Verder schreef hij dat de islam uit zou zijn op de vernietiging van de Joden. Ik weet niet waar hij dat vandaan haalt. Je hoeft niet per se de ophemeling te omarmen van het Moorse Spanje als paradijs van vreedzaam samenleven van Joden en Moslims om toch te menen dat vreedzame coëxistentie van die groepen mogelijk is.
Geen evidente misser, maar simpelweg een andere opinie dan de mijne is Bolkesteins opvatting dat markering van producten van de Westbank flauwekul is. ‘Libië, Egypte, Syrië en Irak staan in brand. Wat wil de AIV? Dat Israël de correcte etiketten plakt op sinaasappelen die op de Westoever zijn gegroeid’.
Ik vind die etikettering helemaal niet zo verkeerd. Als je niet wilt dat heel Israël gedemoniseerd wordt (zoals dreigt bij totaalboycots), dan zul je moeten laten zien waar de grens ligt tussen wat verwerpelijk is en wat niet. Als etikettering daaraan kan bijdragen, juich ik dat toe.
Natuurlijk snap ik Bolkestein wel. Hij vraagt zich af of het niet disproportioneel is, in een regio waar men elkaar wekelijks bij duizenden vermoordt, om je druk te maken over omgehakte olijfbomen en checkpoint-controles.
Mijn antwoord zou zijn dat het misschien wel disproportioneel is ten opzichte van het omringende Midden-Oosten, maar dat dat voor meer dingen geldt waar men zich in Israël mee bezig houdt. In Tel Aviv wordt een Gay-pride gehouden of maakt men zich druk over de kwaliteit van de espresso op een schaal die ongekend is in het Midden-Oosten. Dat kun je disproportioneel noemen, maar binnen de Israëlische microkosmos is het heel adequaat. En is het dus ook adequaat om je druk te maken over de bezetting en de vernederende praktijken die daarbij horen.
Natuurlijk, als het gaat om de verdediging van legitieme grenzen tegen Midden-Oosterse buurlanden kan Israël zich geen disproportionaliteit veroorloven. Om zich staande te houden moet Israël daar wel het gebruikelijke geweldsniveau hanteren, het is daar immers geen Nederland-België.
Maar op de Westbank hoeft Israël, ook defensief gezien, helemaal niets. Wat de kolonisten daar doen, is ideologisch gedreven en daarmee wordt de discussie daarover binnen Israël zeer relevant, belangrijker dan de koffie. Dan kan etikettering wel degelijk een issue worden.