Bondskanselier Merkel moet oppassen dat ze niet te ver voor de troepen uit loopt. Maar verder heeft het wel wat dat er zoveel mensen te hulp schieten. Vrijwilligers die brood uitdelen aan vluchtelingen bij grensovergangen, artsen en vertalers die vluchtelingen verwelkomen in Duitse asielzoekerscentra, gemeenten die extra opvang improviseren.
Tenminste, zolang het niet simplistisch ideologisch wordt in de zin van: laat iedereen hier komen zodat er eindelijk mondiale gerechtigheid is. Het spijt me, maar daar geloof ik niet in. Maar zo is het ook niet, ik denk dat de meeste mensen helpen omdat ze de ellende van de vluchtelingen niet kunnen aanzien, en dat lijkt me een mooie motivatie.
Zoals voormalig Kamerlid Jacques de Milliano, onlangs geïnterviewd in NRC, ooit gemotiveerd werd arts te worden omdat het concrete leed van individuen hem wat doet: “De essentie van het arts zijn is echt iets voor die éne persoon te betekenen. Op het slagveld of in de spreekkamer, dat maakt niet uit.”
Voor De Milliano bleef het daar niet bij, hij wilde goed doen op grotere schaal en richtte met anderen Artsen zonder Grenzen Nederland op en heeft daarmee veel goede dingen gedaan op meer structurele wijze. Wel sloop daar geleidelijk het simplistisch ideologische naar binnen, in die zin dat hij op een gegeven moment zijn taak opvatte als: altijd voor iedereen op de hele wereld klaarstaan. Daar wordt wat mij betreft ideologie onprettig en megalomaan.
Gelukkig voor De Milliano zelf ook. De arts zonder grenzen moest vervolgens leren zijn eigen grenzen weer te trekken. Hij werd huisarts in Haarlem. “De huisartsenpraktijk was een reset. Ik moest op adem komen, leren met mijn hoofd op één plek te zijn.”
Voor de filosoof Paul van Tongeren, in Trouw in gesprek met de ethica Ingrid Robeyns, werpt de huidige vluchtelingencrisis het probleem op: waarom doe ik niets, terwijl ik vind dat ik wel iets moet doen. Dat is namelijk “moreel gezien het juiste”. Robeyns meent dat dat komt omdat je anderen daarbij nodig hebt. Zolang mensen om je heen niets doen moet het allemaal uit jezelf komen en dat is te veel gevraagd.
Nu is, denk ik, dat laatste niet helemaal het geval, er zijn immers allerlei groepen van vrijwilligers actief. Daar kun je je zo bij aansluiten. Maar goed, Paul van Tongeren komt daar niet toe. Hij herhaalt dat actie voor de vluchtelingen het enige juiste zou zijn en constateert vervolgens: “Mijn probleem is dat ik het toch niet doe.”
Ik zou zeggen: Van Tongerens probleem is eerder dat hij spreekt over ‘hét moreel juiste antwoord’, alsof er maar één morele positie mogelijk is. Dat lijkt mij zijn eigenlijke probleem te zijn. Want zo eenduidig en klip en klaar liggen de zaken niet, zoals ook al kan blijken uit het verhaal van De Milliano. Van Tongerens uitspraak vertrekt vanuit de gedachte dat je verantwoordelijkheid oneindig is: die betreft elk ander mens, altijd, waar ook op aarde.
Ik vind dat aanvechtbaar. Ik houd staande dat het draaiend houden van een fatsoenlijke democratische en tolerante samenleving zoals wij die hebben net zo goed een belangrijke waarde belichaamt. En dat we daar heel hard mensen voor nodig hebben die met hun hoofd op één plek zijn.
Wat krijgen we nou, hoor ik mensen denken, hoe rijm ik dat met mijn favoriete filosoof Levinas? Die is toch van de oneindige verantwoordelijkheid?
Inderdaad, dat is zo volgens de interpretatie waarmee Levinas in Nederland populair is geworden en die eigenlijk niets anders is dan een voortzetting van Christelijke opvattingen met Joodse middelen. Inclusief een oneindig schuldgevoel. En, eerlijk is eerlijk, de late Levinas zelf geeft alle aanleiding voor deze interpretatie, via concepten als ‘plaatsvervangend lijden’ en ‘onvoorwaardelijke verantwoordelijkheid voor iedere ander’.
Maar dat is niet mijn Levinas. Want mijn Levinas is die van zijn vroegere boeken, tot en met De totaliteit en het Oneindige. Daarin komen ook de Ander en verantwoordelijkheid en oneindigheid voor. Maar die hebben daar nog niet de kleur van de universeel geldende latere claims die zo goed aansluiten bij de Christelijke gedachtewereld.
In die vroege en middenperiode moet oneindige verantwoordelijkheid niet opgevat worden als altijd geldig, overal, en ten aanzien van iedereen. Maar eerder in de zin waarin de filosoof Derrida later een van zijn kernpunten verwoordt: als het optreden van het buitengewone (het oneindige) in het gewone (het eindige). En dat hoeft geen eeuwigheid te duren en niet iedereen te betreffen. Dat kan slaan op een moment, in de interactie met één andere persoon.
Daarna neemt de eindigheid het weer over, tot er een nieuwe inslag van oneindigheid is enzovoorts en zo verder. Met díe Levinas kan ik wat. En ik denk De Milliano ook.
In de afwijzing van de latere Levinas sta ik niet alleen. Veel weldenkende mensen wijzen diens positie af als onmogelijk radicaal en veeleisend, dus om dezelfde redenen waarom het christendom voor veel mensen onhoudbaar bleek te zijn. Trouwens, ook Vluchtelingenwerk Nederland adviseert geen radicale oplossingen en moedigt mensen niet aan om een vluchteling in huis te nemen.
Maar vreemd genoeg is de aandacht voor de zoveel minder radicale, maar wel levensvatbaardere Levinas uit de vroege en middenperiode schaars. Het is mede te danken aan de Leuvense filosoof Rudi Visker dat we goed inzicht hebben in die verdienstelijke variant van Levinas.