Hoe vruchtbaar is het om angsthazen af te zetten tegenover lefgozers? Overleven tegenover leven? Met weinig begrip voor elkaars positie.
Dat is onvruchtbaar, maar ik werd verleid tot die schematisering toen in één weekend twee NRC-columnisten zich op dit vlak nogal verschillend opstelden. Sarah Sluimer hemelde in ‘Het gore lef om je leven aan iets anders dan centjes en leegte te wijden’ de beroepsgroep van kunstenaars op, omdat zij de waarachtig vrije mensen zouden zijn. Terwijl Ben Tiggelaar in ‘The Voice: angst en je stem verheffen’, mede naar aanleiding van het schandaal bij The Voice, vertrok vanuit begrip voor de gemiddelde mens/medewerker die in zijn bezigheden voor een belangrijk deel door angst wordt gestuurd.
Sarah Sluimer beschrijft haar bezoek aan een kunstenaarscollectief dat bij elkaar komt voor de repetitie van een opera. Men probeert dingen met elkaar uit en gaat zijn eigen creatieve gang. “Iemand speelde ‘Erbarme Dich’ op een piano, een ander zong hoog en mooi, een synthesizer bromde er onheilspellend doorheen, twee mensen dansten, ze leken van de vloer los te komen. Een moment van verheffing …” Ze ziet “Een kalme waarachtigheid die ik al een poos nergens anders gezien heb”, maar stelt vast dat we degenen die het gore lef hebben om hun leven aan iets anders dan centjes en leegte te wijden, verafschuwen.
Ben Tiggelaar beschrijft hoe mensen ertoe komen om zich, bijvoorbeeld in organisaties, te schikken naar conventies en grillen van boven hen gestelden omdat ze voor hun broodwinning van hen afhankelijk zijn. Zij leveren vrijheid in en voegen zich naar een angstcultuur. Bij Talpa werd die angstcultuur door een medewerker als volgt benoemd: “Als John de Mol de werkvloer op loopt, klikt het personeel met de hakken. Bang voor de grote baas.” En Tiggelaar snapt hoe dat werkt: angst is essentieel voor het overleven van het organisme mens. Vermijden van verlies is voor ons in de regel belangrijker dan afwijken, tegenspreken en andere risico’s nemen.
Is hier nu sprake van twee verschillende soorten mensen, en kun je daar een normatieve beoordeling op loslaten, in die zin dat de vrije mens à la Sluimer wat hoger staat dan de organisatiemedewerker? Zo zou ik de tegenstelling toch niet willen zien, en daarom ben ik blij met het begrip voor de organisatiemedewerker dat Tiggelaar toont in zijn beschrijving. Maar er valt aan beide kanten van de vergelijking wel wat toe te voegen waardoor de posities gelaagder worden en de tegenstelling aan scherpte kan verliezen.
Aan de kant van Sarah Sluimer denk ik dat de angst zoals Tiggelaar die benoemt ook een plaats kan krijgen. Zouden kunstenaars geen angst kennen? Zeker, zij hebben het gore lef, maar zullen toch ook weleens over de centjes inzitten?
Aan de kant van Ben Tiggelaar: zoals gezegd, ik ben blij met zijn begrip voor het verschijnsel angst. Maar moet doorbreking van de angst van anderen komen, in casu leidinggevenden? Daar lijkt het op, Tiggelaar bepleit dat je je als leidinggevende bescheiden opstelt, de nadruk legt op leren, vragen stelt, luistert en de inbreng van collega’s waardeert. Maar medewerkers kunnen zich toch ook zelf verenigen, of gezamenlijk hun stem verheffen? Dat hebben de vrouwen bij Talpa tenslotte ook gedaan.