De Trouw publieksvraag van afgelopen week luidde: “Is winkelen op afspraak aantrekkelijk genoeg of werkt het niet?”. Aanleiding voor de vraag, geformuleerd door Monic Slingerland, was het winkelen op afspraak dat sinds 3 maart is ingesteld, en de haken en ogen die daaraan vastzitten. Zo kun je niet zomaar meer een winkel binnenlopen en wat rondsnuffelen. Je moet als klant na een kwartier weer naar buiten, en die tijdsdruk kan stress opleveren. Als ondernemer zit je hoe dan ook met sterk verminderde omzet; van een stormloop op de winkels is geen sprake, mensen zijn eerder voorzichtig dan gretig. En zo is het ook bedoeld natuurlijk.
Wat klanten vooral bezighoudt, stelt Slingerland, is de vraag of je wel zonder iets te kopen weer weg mag gaan. “Kun je die winkelier, die nauwelijks inkomsten heeft, door je bezoek de hoop geven dat hij iets gaat verdienen en dan toch niets aanschaffen (‘Prettige dag nog’). Mag je een winkelier wel moeite laten doen om op de website een systeem te maken met tijdsloten en dat alleen maar gebruiken voor het eigen winkelplezier zonder er iets tegenover te zetten?”
Ik vind het grappig dat dat dilemma precies zo aan de orde komt in de Talmoed, de eeuwenoude gezaghebbende verzameling van rabbijnse commentaren en beslissingen. Niet de vraag over het eigen winkelplezier, want funshoppen is een vrij recente uitvinding (ik meen dat Wim Kok de eerste politicus was die de term gebruikte), maar de vraag ‘mag je wel zonder iets te kopen weer weggaan?’ heeft een bijna gelijkluidende parallel in de Talmoed.
Daar wordt de vraag opgehangen aan de waarschuwing (Gemara in Chullin, 94a) tegen “het stelen van iemands geest.” Dat brengt de Talmoed tot het verbod om tijd en aandacht van een winkelier te stelen – bijvoorbeeld door hem te vragen naar de prijs van een artikel – als je niet van plan bent dat artikel te kopen.
Met dat verbod moet je wel nuchter omgaan, zegt de hedendaagse rabbijn Aron Tendler. “Als de persoon die naar de prijs vraagt, écht geïnteresseerd is in aankoop van het artikel, en elke winkelier die hij benadert een gelijke kans heeft op zijn bestelling als hij een passende prijs opgeeft, dan kun je niet zeggen dat hij winkeliers schade berokkent. Want de potentiële koper biedt hen de kans om zijn opdracht te krijgen als de voorwaarden goed zijn, en dat is gewoon waar het in business om draait! Een winkelier kan het niet maken om alleen een prijsopgave te doen aan mensen die bij hem willen kopen.”
Zo verweven zich de kwesties van down to earth business mooi met vragen die je met recht ethisch mag noemen. Misschien zijn er geen andere ethische vragen dan down to earth vragen?