Hoe raar is het dat sommige Israëliërs hun land erkend willen zien als ‘Joodse’ staat?
Behoorlijk raar, is de opvatting van veel Westerse waarnemers. Hun redenering is dat volgens gangbaar internationaal recht officieel vastgestelde landsgrenzen onschendbaar zijn en dat dat het enige is dat telt. Binnen die grenzen zijn de inwoners van een land geheel vrij om hun eigen identiteit te bepalen. Erkenning van Israël als Joodse staat heeft in volkenrechtelijke zin dus geen enkele toegevoegde waarde bovenop de erkenning van Israël als staat.
Volgens deze redenering is de verwijzing naar een volksidentiteit – internationaalrechtelijk – niet relevant. Het verwijst naar een gedateerd ordeningsprincipe, bijvoorbeeld van de ordening van Midden-Europese staten na de Eerste Wereldoorlog waarbij etnische zelfbeschikking een belangrijk uitgangspunt was, en etnische identiteitsbepaling dus ook. Dat principe is na de Tweede Wereldoorlog naar de achtergrond verschoven ten gunste van het principe van onschendbaarheid van eenmaal vastgelegde grenzen en van territoriale integriteit. Wat voorstanders van erkenning van Israël als Joodse staat doen – volgens deze redenering – is dus: eten van twee walletjes. Zij vermengen op schimmige wijze het gedateerde principe van etnische zelfbeschikking met het enige principe dat er volgens hen echt toe doet: territoriale integriteit. De wens is dus anachronistisch en daarom een beetje raar.
Zelf vind ik die wens niet zo raar. Ik ben eerder geneigd om de bovenstaande redenering gebrekkig te vinden, omdat die nogal abstract is en slechts met moeite ruimte toekent aan factoren van historische, etnische en linguïstische aard. Dat die vertroebelend kunnen werken is zeer zeker waar, maar ze zijn daardoor niet minder reëel of werkzaam.
Dat kan blijken uit optredens in de afgelopen decennia van datzelfde Westen. Weliswaar werd daarbij inderdaad regelmatig vanuit het principe van de territoriale onschendbaarheid gehandeld, zoals bij de afstraffing van Irak na de inval in Koeweit. Maar consequent was het Westen daarin beslist niet, het principe van etnische identiteiten speelde ook regelmatig een grote rol. Bijvoorbeeld bij de steun aan Kosovo toen dat zich losmaakte van Servië. Voor Poetin genoeg reden voor het verwijt dat het Westen met twee maten meet.
Verder maakt de crisis in Oekraïne duidelijk dat het simpelweg vasthouden aan territoriale integriteit niet altijd de oplossing kan zijn, en dat des te minder naarmate de etnische en linguïstische factoren een groter gewicht hebben.
Het zou dus wel eens heel adequaat kunnen zijn wanneer een land zich behalve op zijn grenzen, ook beroept op een zekere historische en etnische identiteit. Omdat dat reële factoren zijn. Het eten van twee principe-walletjes zou wel eens noodzaak kunnen zijn, en de facto doen ook Westerse landen dat.
Wat de situatie in Israël onverteerbaar maakt is dat er nog een derde principe in het spel is: zoveel mogelijk terrein op de Palestijnen veroveren. Want dat bijt met de twee andere principes. Het is zowel strijdig met de eerbiediging van internationaal erkende grenzen, als met de eerbiediging van het Joodse karakter van de staat. Tenminste zolang democratie deel uitmaakt van dat karakter, en ik kan het – vooralsnog – niet anders zien.