“We proberen mensen steeds opnieuw te overtuigen van het belang van de naleving van de basisregels, maar blijkbaar slagen we, ook ikzelf, er steeds minder goed in dat verhaal over het voetlicht te brengen. En dat reken ik mezelf aan. We zullen dit beter moeten doen.” Aldus Mark Rutte in de persconferentie van 27 november.
“Dat reken ik mezelf aan”, wat voor gedachte gaat achter die uitspraak schuil? Daar zit de opvatting achter van communicatie als het simpelweg overdragen van een pakketje informatie en kennis van de zender naar de toehoorder. Als daar iets misgaat, is het idee, dan heb je van de overdracht gewoon te weinig werk gemaakt. Want in principe is het goed te doen: het is niks anders dan het vinden van de goede brievenbus en het pakketje erin duwen. Zoals ook het ‘sensibiliseren’ van Pieter Omtzigt in principe werd opgevat als een technische kwestie. Niet heel veel anders, trouwens, dan wat de vele reclamedoorduwstemmen om ons heen voortdurend suggereren.
Deze enge opvatting van menselijke communicatie lijkt parallel te lopen met een tot nu toe gangbare opvatting over het gedrag van computers: als je die maar voedt met voldoende data komt er, mede door de zelflerende algoritmes, altijd een wenselijk resultaat uit. Door allerlei recente onthullingen, onder andere van de ontsporing van de Belastingdienst in zijn jacht op mensen met lage inkomens, begint dit informaticadogma zijn geloofwaardigheid te verliezen. Ieder zenden vindt, daar komen informatici nu achter, kennelijk plaats in een van waarden en ethische vragen gevulde ruimte. Ook informatici ontkomen er niet meer aan daarover na te denken.
Als de simplistische, lineaire opvatting van communicatie in de informatica al slecht uitpakt, hoeveel ingewikkelder moet de communicatie tussen mensen dan wel niet zijn? Met pakketten van waarden en ethische vragen die niet, zoals in de informatica, alleen aan de kant van de zender te vinden zijn. De computer als ontvanger heeft daar immers geen last van. Maar de aangesproken mens als ontvanger des te meer. Dan zul je er in je communicatie toch per definitie rekening mee moeten houden dat de aangesproken ander misschien wel écht heel anders is dan jij kunt verzinnen. Gegarandeerd succesvolle communicatie is dan ondenkbaar.
Het blijft curieus dat veel van onze publieke en commerciële, en misschien ook wel interpersoonlijke, communicatie op die gedachte van gegarandeerd communicatiesucces is gebaseerd. Dat is ook filosofisch interessant: alsof er maar één uiteindelijke waarheid of set van waarden is, die dus ook voor iedereen geldt en vroeg of laat voor iedereen helder kan worden. Sinds de dagen van Socrates is dat in feite een westers uitgangspunt. De gedachte van fundamentele pluraliteit en verschillen tussen mensen krijgt daar ten enenmale geen kans. De vraag ‘Zou een ander ook iets ánders kunnen denken of menen, jouw opvatting niet delen?’ verdwijnt uit het zicht.
Een andere situatie doet zich voor als de regering van een land oordeelt dat de toestand in het land, bijvoorbeeld door oorlog of pandemie, zo ernstig is dat het algemeen belang vereist dat met bepaalde opvattingen of sets van waarden tijdelijk geen rekening wordt gehouden. Dan roep je de noodtoestand uit. Maar die moet vooral niet worden verward met goede communicatie, denk niet dat je het dan collectief eens bent of iedereen kunt overtuigen.
Daarom moeten we zuinig zijn met het uitroepen van de noodtoestand. Het is niet voor niks dat dictators en controlegerichte managers daar dol op zijn. En ja, Rutte en De Jonge zullen ondertussen moeten voortmodderen en echt niet iedereen bereiken.