Dit jaar heb ik veel beleefd aan het opzetten van de loofhut.
Allereerst omdat ik de soeka dit jaar in gedachten heb opgedragen aan mijn recent overleden moeder. Het fragiele maar pittoreske bouwsel met zijn licht- en schaduwvlekken sluit aan bij de omringende natuur zoals zij dat deed. Daarbij, zij was een mens van de inkeer, van de voortdurende terugkeer in haar innerlijke hut. De loofhut is dus dit jaar een gedenkhut.
Dat leverde me associaties op met het boek De geheugenhut van Tony Judt. Gelukkig niet vanwege een parallel met de verschrikkelijke spierziekte ALS waardoor Judt getroffen werd. Maar wel vanwege Judts beschrijving van zijn situatie waarin hij geen macht meer had over zijn spieren en alleen nog maar beschikte over zijn intellectuele functie. Hij getuigt daarin van de kracht van het menselijke innerlijk op een manier waarvan ik de smaak bij mijn moeder voor het eerst heb geproefd.
Albert Hogeweij schrijft: “’s Nachts lag Judt urenlang wakker en liet hij zich door zijn geheugen vervoeren naar die speciale ervaringen, belevenissen en gebeurtenissen die zijn leven hadden verbijzonderd en verrijkt. Tot weinig anders inmiddels meer in staat schreef hij ’s nachts ‘in zijn hoofd’ hele verhalen waarin hij veel scherper dan voorheen verbanden bleek te kunnen leggen. Zo ontstonden allerlei ‘kroniekjes’ van zijn leven. Alleen was hij niet meer bij machte ze zelf op te tekenen. Hij moest wachten tot de volgende dag iemand kwam aan wie hij het kon dicteren”. Ondertussen sloeg hij ze op in zijn geheugenhut.
Tenslotte is er de gewetenhut waar Levinas het graag over heeft in zijn artikel Eer zonder vlagvertoon. “Het echte innerlijke leven is geen vrome of revolutionaire gedachte die in een gevestigde wereld bij ons opkomt, maar de verplichting om de hele menselijkheid van de mens te behoeden binnen een hut die naar alle kanten openstaat: ons geweten”.