“Het theatrale schouwspel van het proces tegen Galileï versluiert het historische moment waarop de fysica geboren werd in een milieu dat sterk doordrongen was van het christelijke idee van de Incarnatie.”
Dit is een citaat van de Franse filosoof Michel Serres. Hij wil hiermee zeggen dat de triomftocht van de westerse natuurwetenschap niet zomaar uit het lucht kwam vallen. Die triomf was voorbereid door een cultuur waarin betekenis en materie een verbinding met elkaar aan konden gaan. Serres doelt daarmee op de christelijke cultuur, ook al kende die momenten van spectaculaire confrontaties tussen kerk en wetenschap, zoals die over Galileï’s stelling dat de aarde om de zon draait.
De verbinding van betekenis en materie, die Serres koppelt aan ‘de Incarnatie’, zou je ook kunnen benoemen als de verbinding van geest en lichaam, maar het woord ‘geest’ gebruikt Serres niet, waarschijnlijk omdat dat te zweverig of te veel misbruikt is. In plaats daarvan spreekt hij over het samengaan van software en hardware, het formele en het reële, betekenis en materie. “Wat de Incarnatie is? De vermenging van het harde en het zachte. Bij de geboorte van het Woord vermengen dat harde en zachte zich met elkaar en vallen ze zelfs samen.” Het woord wordt vlees.
Pas in een cultuur die dat soort verbindingen aangaat, aldus Serres, kunnen er ook verbindingen komen tussen experimenten (materie, hardware) en formules (betekenis, software), en dan heb je zomaar ineens een Keppler, Galileï of Newton. In de cultuur van de oude Grieken zou dat niet gelukt zijn, want zij geloofden alleen in formules (geest), niet in experimenten (met materie) en de kloof daartussen was onoverbrugbaar. Alleen dankzij de centrale positie van het begrip incarnatie in het christendom, was binnen de christelijke cultuur de opbloei van de natuurwetenschappen mogelijk.
Dit zijn mooie gedachten van Serres, maar naar mijn smaak hangt hij wel erg veel op aan het kerstverhaal. Te weinig bespreekt hij dat ook dát verhaal zich niet in een leegte afspeelt, maar in een culturele omgeving waarin de nauwe verknooptheid van ziel en lichaam, betekenis en materie, al eeuwenlang een thema was, namelijk de Joodse traditie van vóór de christelijke jaartelling.
Het allereerste begin daarvan noemt hij wel, als hij spreekt over de Hebreeuwse roeach als “het blazen van de geest over het tumult van de verspreide wateren bij de aanvang van de wereld”. Maar de Joodse worsteling van de eeuwen daarna, met als inzet de koppeling van de Tora (de software) aan een bestaan als volk in een reëel land (de hardware), slaat hij over. Terwijl zonder die voorbereiding het idee van de christelijke incarnatie kansloos zou zijn geweest.
Variërend op Serres’ stelling over Galileï zou je dan ook kunnen zeggen: het theatrale schouwspel van het proces tegen Jezus versluiert het historische moment waarop het christendom werd geboren in een milieu dat sterk was doordrongen van het Joodse idee van de mens als Beeld van God.